De oogarts houdt zich bezig met de pathologie en de heelkunde van het oog, orbita en oogleden. De oogheelkunde heeft een beschouwende en een chirurgische kant. Het is een klein, maar breed vakgebied en heeft raakvlakken met de neurologie, interne geneeskunde, chirurgie en KNO. Het merendeel van het werk wordt poliklinisch of in dagbehandeling gedaan. Er is daardoor veel patiëntencontact, maar ook een hoge omloop van patiënten. Voor het opereren zijn handvaardigheid, gevoel voor techniek en een perfect dieptezien een vereiste.
Tijdens de opleiding dient de assistent zich te verdiepen in de basisvakken, zoals fysiologie, pathologie en biochemie van het oog en in de optica. Er worden 12 maanden doorgebracht op de polikliniek. Een gedeelte van de opleiding mag worden gevolgd als veldwerker voor de Algemene Nederlandse Vereniging ter voorkoming van Blindheid. De assistent dient tenminste eenmaal een voordracht te houden of een wetenschappelijk artikel te publiceren.
Oogheelkunde is een erkende vervolgopleiding. Dit betekent dat de opleiding onder toezicht staat van de twee KNMG-organen, CGS en RGS. Zij houden in de gaten wie welke opleiding volgt. Ook controleren ze of de arts in opleiding aan alle eisen voldoet om de titel te mogen voeren en of deze de titel in de toekomst mag behouden.
De opleiding duurt 5 jaar.
Er zijn 36 plekken per jaar.
Het Medisch profielenboek bevat informatie over de dagelijkse praktijk van artsen uit de medische specialismen. In het onderdeel oogheelkunde geven artsen aan hoe hun keuzeproces is verlopen en hoe tevreden zij hiermee zijn. Verder lees je hoe deze groep artsen hun werk beleven en waarderen.