De Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) dient een klacht in tegen een verpleegkundige. De IGJ verwijt beklaagde dat zij gedurende de periode 27 december 2011 tot en met 27 maart 2013 een patiënte met vergevorderde dementie in totaal een bedrag van € 74.301,36 afhandig heeft gemaakt. Beklaagde had de desbetreffende patiënte eerder leren kennen in haar hoedanigheid van maatschappelijk werker bij de zorginstelling waar patiënte tijdelijk verbleef alvorens zij naar een verpleeghuis verhuisde. Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) stelt vast dat beklaagde de patiënte heeft laten betalen voor de tijd die zij met haar doorbracht. Bovendien heeft ze patiënte opgelicht voor een enorm bedrag door onder andere producten bij te bestellen en van patiëntes geld op vakantie te gaan met haar eigen gezin. Dergelijk gedrag is voor eenieder en in het bijzonder voor een BIG-geregistreerde onaanvaardbaar, of dit zich nu heeft afgespeeld binnen of buiten de directe zorgrelatie. Beklaagde heeft volgens het RTG overduidelijk in strijd gehandeld met – onder andere – de Nationale beroepscode Verpleegkundigen en Verzorgenden 2007. Het RTG acht in deze zaak een doorhaling van de inschrijving in het BIG-register, met een verbod tot wederinschrijving, een passende maatregel; door haar handelen heeft beklaagde het vertrouwen van de beroepsgroep van verpleegkundigen ernstig geschaad. De individuele gezondheidszorg is ermee gediend dat zij in de toekomst niet weer als verpleegkundige in de zorg gaat werken en daarom mag zij de titel verpleegkundige niet langer voeren.
RTG Zwolle 12 juli 2022, ECLI:NL:TGZRZWO:2022:98.
Klaagster was ruim 39 weken zwanger van haar tweede kind toen zij in het ziekenhuis werd opgenomen omdat zij ging bevallen. Klaagsters eerste kind was geboren via een geplande keizersnede. Ditmaal zou klaagster vaginaal bevallen. Tijdens de bevalling trad echter een uterusruptuur (scheuring van de baarmoeder) op. Daarop is een superspoedkeizersnede verricht, waarbij de zoon van klagers is geboren. Doordat de baarmoeder van klaagster was gescheurd en de placenta had losgelaten, is ernstig zuurstoftekort bij de zoon ontstaan. De zoon is enkele dagen na de geboorte overleden.
Klagers dienen een klacht in tegen vijf zorgverleners die bij de zwangerschap of de bevalling betrokken waren: de verloskundige die ten tijde van de bevalling de primair verantwoordelijke zorgverlener van klaagster was, de verpleegkundige die bij de bevalling betrokken was, de ANIOS gynaecologie die bij de bevalling betrokken was alsmede haar superviserende gynaecoloog en de gynaecoloog waarmee klagers eerder in de zwangerschap in het kader van een counselingsgesprek contact hadden. Ten aanzien van de eerste vier zorgverleners menen klagers dat zij tekort zijn geschoten in het verlenen van adequate zorg aan klaagster en haar zoon gedurende de bevalling. De gynaecoloog die het counselingsgesprek heeft gevoerd wordt onder andere verweten dat hij klagers onvoldoende voorlichting heeft gegeven over de voor- en nadelen en de verschillende risico’s van een vaginale bevalling versus een primaire keizersnede, waardoor geen sprake is geweest van informed consent.
Het Regionaal Tuchtcollege komt in het geval van de verpleegkundige en de superviserende gynaecoloog tot de conclusie dat van tekortschietend handelen geen sprake was. Ten aanzien van de verloskundige, de ANIOS gynaecologie en de gynaecoloog die de counseling heeft verricht, komt het RTG wel tot een (gedeeltelijke) gegrondverklaring van de klacht. De verloskundige had volgens het RTG vanwege alarmsignalen eerder moeten overleggen met ANIOS of gynaecoloog en legt daarom een waarschuwing op. De ANIOS gynaecologie had volgens het RTG weliswaar voldoende aandacht voor de alarmsignalen en heeft daarop voldoende adequaat gehandeld, maar had transparanter kunnen en moeten zijn over het later aanpassen van het medisch dossier. Het RTG vindt dat de ANIOS gynaecologie zichtbaar had moeten maken dat zij haar aanpassingen later had gemaakt. Omdat het ging om een zeer hectische situatie waarin snel moest worden gehandeld en de tijd ontbrak om het dossier te complementeren, en omdat de aanvullingen kennelijk gedaan zijn met de goede intentie om - gelet op de zeer verdrietige afloop - in het dossier een zo volledig mogelijk beeld te geven, besluit het RTG aan de ANIOS gynaecologie geen maatregel op te leggen. Wat betreft de gynaecoloog die het counselingsgesprek met klagers heeft gevoerd, oordeelt het RTG dat hij klagers tijdens het gesprek onvoldoende heeft geïnformeerd. Echter, omdat het destijds niet gebruikelijk was om een patiënte voor te lichten over de risico’s en voordelen van een sectio, legt het RTG aan de arts geen maatregel op. Daarbij heeft het RTG ook meegewogen dat verweerder inmiddels niet meer BIG-geregistreerd is als gynaecoloog.
RTG Eindhoven 13 juni 2022:
In twee recente zaken is een klacht niet-ontvankelijk verklaard omdat betreffende klagers ieder twee keer klaagden over hetzelfde handelen. In de ene casus leidt dit ertoe dat de voorzitter van een Regionaal Tuchtcollege de tweede klacht tegen een gynaecoloog niet ontvankelijk verklaart, in de tweede casus komt tot een ander tuchtcollege tot dezelfde beslissing over een klacht tegen een bedrijfsarts.
Klager is door zijn tandarts verwezen naar een kaakchirurg. De tandarts was van plan een wortelkanaalbehandeling uit te voeren en hij wilde daarvoor advies. De kaakchirurg heeft klager onderzocht en beeldvormend onderzoek ingezet. Er bleek sprake van een cyste in de linker bovenkaak. De kaakchirurg heeft de cyste verwijderd en pathologisch onderzoek laten uitvoeren waarvan de uitslag een radiculaire cyste was. Klager klaagt onder meer dat de kaakchirurg een onjuiste en onvolledige behandeling gaf. Het tuchtcollege oordeelt dat de kaakchirurg geen onderzoek heeft gedaan naar de oorzaak van de cyste. Door het ontbreken van een deugdelijke diagnostiek, het basisprincipe voor goede mondzorg, is klager verstoken gebleven van een adequate behandeling. Daarnaast is de terugkoppeling naar de tandarts ondermaats gebleken. Het college het legt daarom een berisping op. Voor het overige is de klacht ongegrond.
RTG Amsterdam 6 juli 2022, ECLI:NL:TGZRAMS:2022:89.
Dezelfde klager als hierboven dient ook een klacht in tegen een tweede kaakchirurg. De klacht luidt onder meer de kaakchirurg een onjuiste behandeling heeft ingezet met betrekking tot de gebitselementen waaraan klager klachten ervoer. Het college oordeelt dat de kaakchirurg niet voldoende (tijdig) is gekomen tot een voortvarend integraal behandelbeleid. De kaakchirurg heeft de behandeling eerst gericht op element 21, pas later op element 22. De elementen 23 en 24 zijn in de diagnostiek niet meegenomen. Daardoor kwam een integrale aanpak niet voldoende van de grond en verstreek er relatief veel tijd. Het tuchtrechtelijk verwijt dat de kaakchirurg gemaakt wordt, is dat het behandelbeleid, waaronder het aansturen van de tandarts, al met al niet voldoende voortvarend en integraal is geweest. Daar staat tegenover dat de insteek (behoud van de elementen) juist was, de behandelingen technisch goed zijn uitgevoerd en de verslaglegging op orde is. Het college volstaat daarom met het opleggen van een waarschuwing.
RTG Amsterdam 6 juli 2022, ECLI:NL:TGZRAMS:2022:90.
Klager meldde zich op de huisartsenpost in verband met oogklachten, en is daar gezien door de beklaagde huisarts. De klacht van klager houdt in dat de huisarts 1) niet met de vereiste spoedeisendheid heeft gehandeld en heeft nagelaten klager met spoed door te verwijzen naar een oogarts, 2) niet naar behoren onderzoek heeft verricht aan het oog en 3) ten onrechte heeft gesteld dat klager zich onbeschoft en intimiderend heeft gedragen en LSD had gebruikt. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege kan zich in deze beslissing en verwerpt het door klager ingestelde beroep.
CTG Den Haag 4 juli 2022, ECLI:NL:TGZCTG:2022:126.
Op 6 juli jl. hebben de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (RTE) een geactualiseerde EuthanasieCode (2022) gepubliceerd. Met deze EuthanasieCode geeft de RTE een overzicht van de manier waarop zij de zorgvuldigheidseisen uit de Wet Toetsing Levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (WTL) interpreteren en daarmee een beeld van hoe de RTE toetsen aan de hand van concrete gevallen. Omdat in de EuthanasieCode staat aan welke criteria de RTE euthanasiemeldingen weten artsen vooraf waar zij aan toe zijn.
De KNMG heeft gereageerd op de publicatie van de EuthanasieCode. Op drie punten wijkt de EuthanasieCode namelijk af van de professionele richtlijnen. Waar dat aan de orde is, wordt dat in de EuthanasieCode uitdrukkelijk vermeld. In haar reactie adviseert de KNMG om in die gevallen de professionele richtlijnen te volgen. Deze zijn leidend als het gaat om de vraag of de arts professioneel verantwoord gehandeld heeft. De professionele richtlijnen worden betrokken bij een eventuele toetsing door de inspectie of (tucht)rechter.
Euthanasiecode (2022) en Reactie KNMG
Op 6 juli jl. heeft minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) in de ‘Verzamelbrief Wet langdurige zorg’ aan de Tweede Kamer onder andere laten weten tussen 2022 en 2027 in totaal €150 miljoen beschikbaar te stellen om de bekendheid van palliatieve zorg te vergroten en de kwaliteit en toegankelijkheid van palliatieve zorg te verbeteren. Met goede palliatieve zorg kan de kwaliteit van leven worden verhoogd voor mensen die niet meer beter worden, zo schrijft zij. In de verzamelbrief worden ook andere kwesties omtrent palliatieve zorg besproken.
Verzamelbrief Wet Langdurige Zorg
Minister Yeşilgöz-Zegerius (JenV), minister Dijkgraaf (OCW) en minister Bruins Slot (BZK) hebben op 5 juli jl. in een brief aan de Tweede Kamer hun beleidsreactie gegeven op het onderzoek ‘Verkenning van juridische en beleidsmatige interventies ter voorkoming en bestrijding van ‘conversietherapie''. Bij conversietherapie gaat het om het veranderen van de seksuele identiteit. Zij sturen een beslisnota mee met de Kamerbrief. Het kabinet keurt conversiepraktijken af en zet voor de lange termijn op het tot stand brengen van een cultuurverandering hieromtrent. Op de kortere termijn zullen een mogelijk wettelijk verbod, het bevorderen van een veilig schoolklimaat, ondersteuning en mogelijke financiële maatregelen volgens hen bijdragen aan het voorkomen en krachtig tegengaan van conversiepraktijken. Voor de uitwerking van een dergelijk verbod wacht het kabinet op het initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamer en het advies van de Raad van State daar op. Het kabinet zal na indiening van het initiatiefwetsvoorstel bij de Tweede Kamer zijn standpunt kenbaar maken.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.