Onlangs is er veel media-aandacht geweest voor de initiatiefgroep Uit Vrije Wil. Deze groep, opgericht door een aantal prominente Nederlanders, wil hulp bij zelfdoding bij een ‘voltooid leven’ mogelijk maken door dit uit het wetboek van strafrecht te halen. De KNMG ziet bij dergelijke hulp geen rol voor artsen weggelegd, aangezien het bij een voltooid leven niet primair om medische, maar om existentiële problematiek gaat. Maar als de voorstellen van Uit Vrije Wil werkelijkheid worden, dan is het niet goed voorstelbaar dat artsen daarbij geen rol krijgen. Zo zal het nodig zijn dat een psychiater beoordeelt of er geen sprake is van een behandelbare depressie. De huisarts zal nodig zijn om inzicht te geven in de familiehistorie van de patiënt, de medische geschiedenis en de achtergronden van het verzoek. Ook bij de daadwerkelijke uitvoering is medische kennis onontbeerlijk. Het is echter onwaarschijnlijk dat artsen bereid zullen zijn zich louter als uitvoerende instantie van een door anderen bewandeld beoordelingsproces te laten gebruiken.
Een ander probleem is de rechtvaardiging van het handelen van artsen. In de huidige euthanasiewet wordt het levensbeëindigend handelen van de arts gerechtvaardigd door een conflict van plichten: aan de ene kant de plicht om het leven in stand te houden, aan de andere kant de plicht om ondraaglijk uitzichtloos lijden van de patiënt te verlichten. Maar als de context van uitzichtloos en ondraaglijk lijden verlaten wordt, welke rechtvaardiging bestaat er dan om het leven van de patiënt actief te beëindigen?
Maar misschien wel het belangrijkste probleem is dat het voorstel van Uit Vrije Wil een tweede, niet-medische weg naar hulp bij zelfdoding opent. De bedoeling hiervan is dat deze hulp laagdrempeliger en voor meer mensen beschikbaar komt. In dat geval is het onwaarschijnlijk dat de huidige, na jarenlange maatschappelijke discussie opgebouwde euthanasiepraktijk kan blijven bestaan. Er is immers weinig reden meer voor mensen om de onzekere medische route te volgen, als er ook een laagdrempeliger manier is om hetzelfde te bereiken. Daarmee zal de transparantie en zorgvuldigheid van de huidige praktijk vrijwel zeker verloren gaan. Ook de ervaring en deskundigheid van uitvoerende artsen en consulterende SCEN-artsen zal verdwijnen.
Er moeten dus nog de nodige vragen beantwoord worden voor de voorstellen van Uit Vrije Wil werkelijkheid kunnen worden. Mogelijk zal blijken dat deze problemen dermate fundamenteel zijn dat ze niet goed op te lossen zijn. In dat geval rest de mogelijkheid dat patiënten met een voltooid leven hun verantwoordelijkheid nemen en hun levenseinde daadwerkelijk in eigen hand nemen. In het recente Uitweg, een waardig levenseinde in eigen hand wijst Boudewijn Chabot erop dat mensen ook zonder arts of andere hulpverleners op waardige wijze het eigen overlijden kunnen regisseren, door zelf medicijnen te sparen, of door te stoppen met eten en drinken. Met name bij deze laatste methode hebben artsen de plicht om de patiënt te begeleiden en te ondersteunen, bijvoorbeeld door voorlichting, mondverzorging, decubituspreventie en pijnbestrijding te bieden. Over het stoppen met eten en drinken blijken echter niet alleen onder patiënten, maar ook onder artsen nog veel misverstanden te bestaan. Mogelijk is daarom de belangrijkste vraag voor artsen de komende tijd: welke rol zien zij voor zichzelf bij het begeleiden van patiënten die hun leven voltooid achten?
Gert van Dijk, ethicus bij de KNMG en het Erasmus MC
Twitter: @gert_van_dijk
Ethische dilemma’s: ze spelen dagelijks in de zorg. Vaak kijkt u er weer anders tegenaan dan uw collega. Ethische kaders en gedragsregels geven ruimte voor de toepassing in specifieke situaties. KNMG-ethicus Gert van Dijk verkent actuele dilemma’s in zijn columns over ethiek in de praktijk.
Zelf aan de slag met ethische vragen? De Ethische toolkit, een online naslagwerk op het gebied van medische ethiek, wijst u de weg.
Geef uw reactie