Het kabinet heeft op 29 april 2022 ingestemd met een pakket aan maatregelen om de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) klaar te maken voor toekomstige ontwikkelingen. Zo wordt bijvoorbeeld duidelijker gemaakt welke zorgverlener voorbehouden handelingen mag verrichten en moet er meer aandacht komen voor het leren van tuchtuitspraken door zorgverleners. Het voorstel tot aanpassing omvat meer acties om de wet toekomstbestendiger te maken. Zo bestaat onder andere het plan om een BIG-raad in het leven te roepen, die kan adviseren over nieuwe voorbehouden handelingen. Ook wordt het medisch tuchtrecht aangepast zodat het zich meer gaat richten op het leren en verbeteren door zorgverleners. Daarnaast worden er verschillende acties geïnitieerd om de deskundigheid van BIG-geregistreerde beroepsgroepen verder te bevorderen.
Nieuwsbericht Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 29 april 2022.
Minister Kuipers (VWS) informeert in een Kamerbrief d.d. 29 april 2022 de Tweede Kamer over bevindingen van de verkenning naar de toekomstbestendigheid van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). De bevindingen gaan over 3 thema’s: aanbevelingen uit onderzoeken, de waardering door de stuurgroep en de koers naar aanleiding daarvan. In 2020 is met de stuurgroep Toekomstbestendigheid Wet BIG(beroepen in de individuele gezondheidszorg) een verkenning gestart. Het doel hiervan was om te bezien of aanpassing van de Wet BIG nodig is om deze wet meer toekomstbestendig te maken en zo ja, welke aanpassingen noodzakelijk zijn.
Kamerbrief, 29 april 2022.
Beklaagde is werkzaam als gz-psycholoog en behandelde de moeder van klaagster. Klaagster klaagt deels over de behandeling van haar moeder en deels over hoe beklaagde met haar zelf is omgegaan. Zo verwijt zij beklaagde onder andere dat zij haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden door informatie over klaagster met haar moeder en anderen te delen en meent zij dat sprake is van ontoelaatbare oordeelsvorming ten over haar gezondheid. Omdat klaagster geen volmacht bezit om namens haar moeder te klagen, verklaart het Regionaal Tuchtcollege (RTG) klaagster niet-ontvankelijk voor wat betreft het klachtonderdeel over de behandeling van haar moeder. Voor zover de klacht klaagster zelf betreft, oordeelt het RTG dat drie klachtonderdelen gegrond zijn, waaronder het klachtonderdeel betreffende de ongeoorloofde doorbreking van het beroepsgeheim. Volgens het RTG wijzen de gegronde klachtonderdelen op een voor een gz-psycholoog onacceptabele onbewustheid van de noodzaak om een duidelijkheid onderscheid te maken tussen de behandelrelatie met de patiënt enerzijds en diens omgeving anderzijds. Beklaagde heeft haar professionele grenzen onvoldoende bewaakt. Zij heeft niet getoond zich ervan bewust te zijn geweest hoe zij om moest gaan met informatie van klaagster, die haar patiënt niet was. Evenmin heeft zij aan klaagster duidelijk gemaakt waar zij de informatie over de persoon van klaagster nu precies voor nodig had. Zij heeft dit niet expliciet met klaagster besproken noch tegen klaagster gezegd dat zij niks met deze informatie kon als zij deze niet kon delen. Zij is uitgegaan van impliciete toestemming van klaagster en heeft de informatie van klaagster gedeeld met haar patiënt, en deels ook met de vader, met de therapeut van klaagster en met de familievertrouwenspersoon, zonder dat zij zelf doel en noodzaak daartoe en de mogelijke riskante effecten daarvan leek te overwegen en te overzien. Beklaagde heeft zich aldus in een spagaat gemanoeuvreerd waar zij niet meer uit kon komen, aldus het RTG.Nu het verwijt de grondslag betreft van een professionele beroepsuitoefening en voldoende inzicht bij beklaagde ontbreekt, acht het RTG een berisping op zijn plaats.
RTG Zwolle 3 mei 2022, ECLI:NL:TGZRZWO:2022:45.
Klager is op 18 januari 2019 door verweerster op de poli MKA-chirurgie onderzocht wegens klachten aan zijn hals. Op de aangevraagde CT-scan bleken geen indicatoren voor maligniteit te zien. Wel was te zien dat klager een“Trombose vena jugularis boven de massa doorlopend tot in de sinus sigmoïdeus”had, een aandoening die bekend is als het syndroom van Lemierre. Verweerster heeft de uitslag van de CT-scan is – al dan niet onder het noemen van de naam syndroom van Lemierre – met klager besproken. Vervolgens is klager behandeld. Later meldde klager zich opnieuw wegens aanhoudende en weer verergerende klachten, waarop verweerster klager nogmaals heeft onderzocht. Na overleg met onder andere de vaatchirurg en nader (beeldvormend) onderzoek, heeft verweerster klager met spoed doorverwezen naar een internist-infectioloog, die vanaf dat moment de regiebehandelaar van klager werd. Een jaar later bleek dat klager leed aan een gemetastaseerd plaveiselcarcinoom. Klager verwijt verweerster onder andere dat zij tekort is geschoten in haar differentiaal diagnostische overwegingen, dat zij geen noodzakelijk aanvullend onderzoek heeft gedaan en dat zij niet adequaat heeft gereageerd op de trombose. Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) concludeert dat er voldoende aanwijzingen waren voor de gestelde werkdiagnose. Met betrekking tot de trombose heeft verweerster inderdaad geen juist beleid gevoerd. Het tromboserisico voor klager was hoog. Verweerster had dan ook een antistollingsmiddel voor moeten schrijven of in ieder geval advies moeten vragen aan een vaatchirurg of neuroloog. De klacht is daarom gedeeltelijk gegrond. Desondanks legt het RTG geen maatregel op. Hiertoe overweegt het RTG onder meer dat verweerster destijds aan het begin van haar opleiding stond en een supervisor had die haar medicatiebeleid ten opzichte van klager niet heeft gecorrigeerd.
Tegen de supervisor van verweerster heeft klager ook een tuchtklacht ingediend. De tuchtklacht bestaat uit dezelfde klachtonderdelen. Ook in dit geval acht het RTG de klacht gedeeltelijk gegrond, wederom alleen voor zover het gaat om het niet-voorschrijven van een antistollingsmiddel. Klager was destijds 110 kilo zwaar, meer dan 50 jaar oud, en had net een stootkuur prednison achter de rug. Dit had volgens het RTG voor de supervisor aanleiding moeten zijn geweest om te oordelen dat het tromboserisico voor klager hoog was en het voorschrijven van een antistollingsmiddel aangewezen was of dat daarover ten minste advies aan een vaatchirurg of neuroloog had moeten worden gevraagd. Het RTG volstaat met de maatregel van waarschuwing; deze maatregel past bij de geringe ernst van de onzorgvuldigheid van de supervisor, te weten de onjuiste keuze om geen antistollingsmedicatie voor te schrijven.
RTG Eindhoven 3 mei 2022, ECLI:NL:TGZREIN:2022:20 (kaakchirurg in opleiding) en ECLI:NL:TGZREIN:2022:19 (supervisor).
Er is op korte termijn meer principieel onderzoek nodig naar tuchtrecht en deskundigheidsbevordering van basisartsen moet wettelijk verankerd worden, dat is de reactie van de KNMG op een brief van de minister aan de Tweede Kamer over de toekomstbestendigheid van de Wet BIG. Onlangs ontving de Tweede Kamer een Kamerbrief van de minister van VWS met de bevindingen van de stuurgroep Toekomstbestendigheid van de Wet BIG en de reactie van de minister. De KNMG was lid van deze stuurgroep, waarin we samen met andere veldpartijen en het ministerie van VWS goed overleg hebben gevoerd. Op twee onderwerpen uit de Kamerbrief, te weten tuchtrecht en deskundigheidsbevordering, vinden wij de inzet van het ministerie van VWS onvoldoende. Op 6 juli debatteert Vaste Kamercommissie VWS over deze Kamerbrief tijdens het debat Arbeidsmarktbeleid in de zorg. De KNMG zal deze punten dan ook inbrengen bij de Tweede Kamerleden.
Nieuwsbericht KNMG, 6 mei 2022.
Op 3 mei heeft de Europese Commissie de Europese ruimte voor gezondheidsgegevens (European Health Data Space – EHDS) gelanceerd, een van de centrale bouwstenen van een sterke Europese gezondheidsunie. De EHDS zal de EU helpen een grote sprong voorwaarts te maken in de manier waarop aan mensen in heel Europa gezondheidszorg wordt verleend. Het initiatief zal mensen in staat stellen hun gezondheidsgegevens in hun eigen land of in andere lidstaten te beheren en te gebruiken. Het bevordert een echte eengemaakte markt voor digitale gezondheidsdiensten en -producten, en biedt een consistent, betrouwbaar en efficiënt kader voor het gebruik van gezondheidsgegevens voor onderzoek, innovatie, beleidsvorming en regelgeving. Tegelijkertijd wordt volledige naleving van de hoge EU-normen voor gegevensbescherming gewaarborgd.
Nieuwsbericht Europese Commissie, 3 mei 2022.
28,3% van de poliklinische consulten bij NVZ-ziekenhuizen vond in 2021 digitaal plaats. Daarmee werd de ambitie van 25% minder fysieke polikliniekconsulten door de inzet van digitale zorg, ruimschoots gehaald. Dat blijkt uit de Factsheet Digitale Zorg die het programma Digitale Zorg van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) publiceert. Deze factsheet laat zien welke ontwikkeling digitale zorg in 2021 doormaakte. De NVZ stimuleert de beweging naar minder fysieke poli met digitale zorg en volgt deze met de factsheets digitale zorg.
Nieuwsbericht NVZ, 25 april 2022
De KNMG laat weten tegenstander te zijn van een meldplicht voor artsen als de rijgeschiktheid van patiënten negatief wordt beïnvloed door een aandoening of medicatiegebruik. Zo’n plicht is één van de mogelijkheden die het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) momenteel overweegt om de verkeersveiligheid te verbeteren. De KNMG is tegen een dergelijke meldplicht vanwege de doorbreking van het beroepsgeheim. Een informatieplicht biedt volgens de KNMG geen meerwaarde aangezien ‘behandelend artsen nu ook hun patiënten al wijzen op mogelijke gevolgen van een ziekte voor hun rijgeschiktheid’. De KNMG vindt dat huisartsen niet de juiste persoon zijn voor rijvaardigheidskeuringen. Een arts moet nooit eigen patiënten keuren, aldus de KNMG, die deze taak liever houdt bij gecertificeerde keuringsartsen.
Nieuwsbericht Medisch Contact, 26 april 2022.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.