Klager is door zijn huisarts verwezen naar de polikliniek chirurgie in verband met galstenen. Deze verwijzing was gedaan naar aanleiding van een bezoek aan de spoedeisende hulp. Verweerster heeft klager vervolgens op haar spreekuur gezien. Volgens klager heeft verweerster toen onvoldoende onderzoek gedaan, waardoor zij een acuut abces in de galblaas heeft gemist. Klager is diezelfde avond per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Verweerster stelt onder andere dat zij wel degelijk een anamnese heeft afgenomen en klager lichamelijk heeft onderzocht. Haar conclusie was toen dat de klachten werden veroorzaakt door de galstenen, waarvoor een behandelplan is opgesteld. Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) concludeert dat niet gezegd worden dat verweerster de klachten van klager met de kennis en signalen van dat moment verwijtbaar verkeerd heeft ingeschat en dat zij op dat moment meer onderzoek had moeten verrichten. Het meten van de temperatuur en het doen van spoed bloedonderzoek is tijdens een voorgesprek voor een operatie niet gebruikelijk, wanneer de situatie niet als acuut wordt ingeschat. Het RTG acht de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
RTG Amsterdam 3 februari 2022, ECLI:NL:TGZRAMS:2022:14.
Beklaagde is bij klaagster sub 2 (hierna: het ziekenhuis) werkzaam als internist-oncoloog en opleider. Beklaagde was onder meer de opleider van een verpleegkundig specialist in opleiding (klaagster sub 3). Beklaagde wordt een aantal ernstige verwijten gemaakt. Zo zou hij zich structureel grensoverschrijdend hebben gedragen jegens de verpleegkundig specialis i.o., zou hij haar meermaals onbevoegde medische handelingen hebben opgedragen en zou hij onbevoegd het patiëntendossier van de overleden moeder van de verpleegkundig specialist i.o. hebben ingezien. Beklaagde stelt zich op het standpunt dat klaagsters niet-ontvankelijk zijn in hun klachten; de gedragingen van beklaagde moeten worden gekwalificeerd als privégedragingen en zijn daarmee geen zaak voor de tuchtrechter. Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) verwerpt dit verweer en gaat over tot een inhoudelijke beoordeling. Het RTG acht alle klachtonderdelen gegrond. Ondanks dat hij herhaaldelijk op zijn gedrag is aangesproken, is gewaarschuwd en is gefaciliteerd met een coachingstraject, is beklaagde tijdens dit coachingstraject en vrijwel onmiddellijk daarna op verschillende fronten weer de fout ingegaan. Door het gedrag van beklaagde is de kwaliteit van de patiëntenzorg ontegenzeggelijk in het gedrang gekomen. Het RTG heeft er geen vertrouwen in dat beklaagde in staat zal zijn gedrag (blijvend) te veranderen en acht gevaar voor herhaling dus aanwezig. Gelet op de ernst en de ontoelaatbaarheid van het gedrag is doorhaling van de inschrijving van beklaagde in het BIG-register volgens het RTG daarom de enige passende maatregel.
RTG Eindhoven 2 februari 2022, ECLI:NL:TGZREIN:2022:4.
Beklaagde is werkzaam als huisarts en is de zus van klager. Klager verwijt zijn zus onder andere dat zij op diverse momenten en bij diverse instanties in haar hoedanigheid van arts valse verklaringen heeft afgelegd over de geestelijke gezondheidstoestand van hun vader (te weten: dat hij aan dementie/alzheimer leed), althans verklaringen waarvan zij de juistheid niet heeft vastgesteld. Beklaagde is van mening dat haar broer niet-ontvankelijk moet worden verklaard, onder andere omdat zowel de eerste als de tweede tuchtnorm niet van toepassing zijn op de zaken die klager haar verwijt. Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) stelt vast dat beklaagde geen behandelrelatie heeft gehad met klager of haar vader. De eerste tuchtnorm is daarom niet van toepassing, aldus het RTG. Het RTG oordeelt dat de uitlatingen van beklaagde over de gezondheidstoestand van haar vader niet van dergelijke aard en ernst zijn dat zij onder de tweede tuchtnorm vallen. Beklaagde heeft de uitlatingen uitsluitend gedaan in haar hoedanigheid van dochter van de vader, waarbij zij zich steeds heeft gepresenteerd als privépersoon en slechts tweemaal vermeld heeft dat zij arts is. Het RTG is verder van oordeel dat geen enkele sprake is van enige weerslag op het belang van de individuele gezondheidszorg. Klager heeft deze weerslag ook nauwelijks heeft gesteld, laat staan onderbouwd. Dit leidt tot de conclusie dat klager niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn klacht.
RTG Groningen 2 februari 2022, ECLI:NL:TGZRSGR:2022:34.
Beklaagde is werkzaam als plastisch chirurg. Hij heeft klaagster behandeld in verband met een vetsurplus onder haar kin. In eerste instantie werd overeengekomen dat beklaagde een halsliposculptuur zou uitvoeren. Direct voorafgaand aan de ingreep, in de verkoeverkamer, is beklaagde met klaagster het gesprek aangegaan over het feit dat een halslift naar zijn deskundige oordeel een strakker resultaat zou overleveren dan een halsliposculptuur. Hierna heeft beklaagde een halslift uitgevoerd. Klaagster verwijt beklaagde dat hij een andere behandeling heeft uitgevoerd dan waarvoor klaagster toestemming heeft gegeven en dat de wond niet goed is gehecht waardoor deze is gaan wijken. Naar het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege (RTG) is beklaagde in zijn informatieverplichting jegens klaagster tekortgeschoten. Klaagster heeft naar het oordeel van het RTG niet voldoende gelegenheid gehad om de consequenties van het voorstel van beklaagde op zich in te laten werken en daarmee weloverwogen in te stemmen. Dit klachtonderdeel is volgens het RTG dan ook gegrond. Het geven van bedenktijd en schriftelijke informatie over de alternatieve ingreep had volgens het RTG kunnen bijdragen aan de informatievoorziening van beklaagde aan klaagster en had klaagster gelegenheid gegeven voor reflectie en ruggenspraak. De klacht over het wijken van de wond acht het RTG ongegrond. Klaagster is hierover behoorlijk geïnformeerd. Niet gebleken is dat beklaagde zich onvoldoende zou hebben ingespannen of dat hij een fout zou hebben gemaakt bij het hechten van de incisie waardoor de wijkende wondrand heeft kunnen ontstaan. De klacht wordt gedeeltelijk gegrond verklaard en het volstaat met het opleggen van een waarschuwing aan beklaagde.
RTG Den Haag 1 februari 2022, ECLI:NL:TGZRSGR:2022:33.
Verweerder is werkzaam als huisarts. Klager verwijt verweerder dat hij in strijd met goed hulpverlenerschap doordat hij onder andere de diagnose hyperglykemie niet heeft gesteld en niet heeft gehandeld zoals bij die diagnose noodzakelijk is en omdat hij had moeten weten dat bij de hoge glucosewaarden die klager had, toediening van insuline noodzakelijk is, en de glucosewaarde ook in het weekend gecontroleerd moet worden. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht gegrond. Bij klager was sprake van hyperglycaemie. De NHG-standaard diabetes Mellitus type 2, in de versie 2013 die hier van toepassing is, adviseert om bij een ernstige hyperglycaemie insuline bij te spuiten. Verweerder is van deze richtlijn afgeweken. Bij de stand van zaken op 10 oktober 2016 had het op de weg van verweerder gelegen om in overeenstemming met de richtlijn te handelen, overleg te voeren met een internist, lichamelijk onderzoek te doen en klager in te sturen naar het ziekenhuis voor bloedonderzoek. Verweerder heeft dit alles echter nagelaten en heeft hiervoor, behalve de dalende ontstekingswaarde, geen rechtvaardiging gegeven. Integendeel, verweerder heeft erkend dat hij nalatig is geweest. Omdat verweerder zowel op 7 als 10 oktober 2021 (ernstig) tekort is geschoten in de zorg die hij als huisarts onder de gegeven omstandigheden jegens klager had behoren te betrachten, oordeelt het RTG dat een berisping de aangewezen maatregel is.
RTG Eindhoven 24 januari 2022, ECLI:NL:TGZREIN:2022:3.
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) geeft regelmatig opdracht aan instellingen en bureaus om onderzoek te doen op het gebied van volksgezondheid, welzijn en sport. Dit document geeft een overzicht van de rapporten uit 2021. De rapporten zijn ingedeeld op thema.
Overzicht rapporten ministerie van VWS, 31 januari 2022.
In alle zorgsectoren wordt in 2021 meer gebruikgemaakt van digitale zorg (e-health) dan in 2019. Dit komt mede door corona. Zorggebruikers en zorgverleners waarderen e-health, maar er zijn ook zorgen. Patiënten weten vaak niet goed welke mogelijkheden er zijn en zorgmedewerkers ervaren door digitale zorg een hogere werkdruk. Meer kennis en een andere manier van werken is nodig om er echt de vruchten van te plukken. Dat blijkt uit de E-healthmonitor 2021. Dit onderzoek geeft inzicht in het huidige aanbod en gebruik van digitale zorg. Ook is gevraagd aan zorgmedewerkers en zorggebruikers hoe zij daarover denken. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport reageert in een brief aan de Tweede Kamer op de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van de e-healthmonitor.
Nieuwsbericht RIVM en Kamerbrief 27 januari 2022.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.