De Tweede Kamer heeft de initiatiefwet over de abortuspil besproken. In Nederland mag een zwangerschap in de eerste negen weken medicamenteus worden afgebroken. Nu mogen alleen abortusklinieken en ziekenhuizen de abortuspil voorschrijven. De initiatiefnemers van het wetsvoorstel willen daar verandering in brengen en ook huisartsen die bevoegdheid geven.
Veel vrouwen die ongewenst zwanger zijn, wenden zich voor hulp tot hun huisarts. Die verwijst hen nu vaak door naar een abortuskliniek. Door ook huisartsen de bevoegdheid te geven om de abortuspil voor te schrijven, willen de initiatiefnemers onnodig uitstel voorkomen en vrouwen de mogelijkheid geven bij een vertrouwde hulpverlener hun zwangerschap te laten afbreken.
Binnenkort volgt nog een tweede deel van het debat over de initiatiefwet waarna de Tweede Kamer over de wet stemt. Vervolgens moet de Eerste Kamer de wet nog behandelen.
Initiatiefwetsvoorstel 9 februari 2022
Zie ook Initiatiefwet over abortuspil bij de huisarts in volgende fase – LHV
De Tweede Kamer heeft met een ruime meerderheid ingestemd met een initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van de Wet afbreking zwangerschap. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de verplichte minimale beraadtermijn in de Wet afbreking zwangerschap af te schaffen. Op dit moment dient een verplichte minimale bedenktijd van vijf dagen in acht genomen te worden alvorens een zwangerschap afgebroken mag worden.
In plaats van deze verplichte minimale bedenktijd, dient volgens het wetsvoorstel steeds, na gezamenlijk overleg tussen de vrouw en arts, een zodanige bedenktijd in acht te worden genomen als nodig is om tot een weloverwogen en zorgvuldig besluit te komen. De Eerste Kamer zal ook nog over het wetsvoorstel moeten beslissen.
Gewijzigd wetsvoorstel, 10 februari 2022
Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) reageert op het bericht ‘Ouderen met dementie krijgen antipsychotica die door richtlijnen wordt afgeraden’ (NPO Radio 1, 9 januari 2022). De commissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport van de Tweede Kamer had hierom verzocht. In de brief gaat de minister in op de geldende professionele richtlijnen voor het voorschrijven van psychofarmaca bij mensen met dementie, de inzet op het verminderen van het gebruik van psychofarmaca in de verpleeghuiszorg en de meest actuele cijfers die daarover bekend zijn.
Kamerbrief 9 februari 2022
Minister Kuipers (VWS) informeert de Tweede Kamer over concentratie van interventies voor patiënten met een aangeboren hartafwijkingen en beschikbaarheid van zorg in de regio Noord Nederland.
De minister is er van overtuigd dat concentratie van de interventies bij kinderen met een aangeboren hartafwijking en de interventies bij complexe aangeboren hartafwijkingen bij volwassenen, op twee locaties essentieel is om de kwaliteit en continuïteit van deze vorm van zorg te behouden en te verbeteren. Ook de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd adviseert concentratie naar twee centra. De minister kan zich ook vinden in de keuze van voormalig minister De Jonge voor het Erasmus MC en het UMC Utrecht. Als daar goede inhoudelijke redenen voor zijn, is de minister bereid de keuze voor deze locaties te heroverwegen. De Nederlandse Zorgautoriteit wordt daarom gevraagd om nog voor het zomerreces een impactanalyse op te leveren, die de gevolgen van de keuze voor deze twee locaties in kaart brengt.
Kamerbrief 11 februari 2022
Verweerster was als arts in loondienst bij de kliniek waar klager twee haartransplantaties heeft ondergaan. De ars heeft klager in 2016 éénmaal behandeld met een door de kliniek ontwikkelde methode van haartransplantatie. Klager verwijt de arts dat zij bij hem, zonder hem daarover voldoende te hebben geïnformeerd, een behandeling heeft aanbevolen en toegepast die wat ontwikkeling betreft in een zeer pril stadium verkeerde, laat staan een door de beroepsgroep als algemeen aanvaarde methode was, terwijl de arts wist dan wel behoorde te weten dat de behandeling niet tot het toegezegde en/of beloofde resultaat zou leiden. Daarnaast wordt de arts verweten dat zij niet heeft voldaan aan haar dossierplicht. Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) oordeelt dat er in dit geval sprake is van een inspanningsverplichting. Dit houdt in dat een arts gehouden is zich in te spannen om een voor zijn patiënt zo gunstig mogelijk resultaat te bereiken. Het feit dat de inspanningen van verweerster niet hebben geleid tot het door klager gewenste resultaat betekent niet automatisch dat verweerster zich onvoldoende heeft ingespannen. De bij klager toegepaste methode wordt als mogelijkheid voor behandeling genoemd in de Richtlijn Haartransplantatie van de NVVCC en is dus een aanvaarde methode. Klager heeft informatie ontvangen over de behandeling. Het RTG acht beide klachtonderdelen ongegrond.
RTG Eindhoven 10 februari 2022, ECLI:NL:TGZREIN:2022:5
Tegen één arts is door twee verschillende klagers een tuchtklacht ingediend. In de eerste zaak (E2021/2138) wordt de arts onder meer verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan misleiding door de titel ‘(plastisch) chirurg’ ten onrechte te gebruiken, dat hij onvoldoende preoperatief onderzoek heeft verricht en een onvoldoende anamnese heeft afgenomen en dat hij geen klachtenmanagement had. Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) oordeelt dat de arts ten onrechte de indruk heeft gewekt (plastisch) chirurg te zijn door op het internet te verwijzen naar zijn opleiding tot plastisch chirurg zonder te vermelden dat zijn registratie was verlopen en door het woord ‘chirurg’ te gebruiken in het toestemmingsformulier. Uit de overgelegde stukken blijkt niet van lichamelijk onderzoek voorafgaand aan de ingreep. Ook kan niet worden vastgesteld of er een voldoende anamnese is verricht. Van de arts mag verwacht worden dat hij zijn bevindingen en overwegingen noteert. De arts was in 2019 niet aangesloten bij een erkende geschilleninstantie. Het RTG acht de klacht deels gegrond en legt de arts een berisping op.
In de tweede zaak (E2021/3436) wordt de arts onder meer verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan ongewenst grensoverschrijdend gedrag en misleiding en dat hij onvoldoende informatie heeft gegeven, onvoldoende onderzoek heeft verricht en een onvoldoende anamnese heeft afgenomen. Het RTG oordeelt dat het geven van een kus is een handeling die in een zorgverlener-patiëntrelatie als grensoverschrijdend moet worden gekwalificeerd. Ook in deze zaak oordeelt het RTG dat de arts ten onrechte de indruk heeft gewekt (plastisch) chirurg te zijn door deze woorden op zijn website respectievelijk in het toestemmingsformulier te gebruiken en op het internet te verwijzen naar zijn opleiding tot plastisch chirurg zonder te vermelden dat zijn registratie was verlopen. Daarnaast blijkt uit het dossier niet van voldoende informatieverstrekking, van een voldoende anamnese en van lichamelijk onderzoek voorafgaand aan de ingrepen. De klacht wordt deels gegrond verklaard. Ook in deze zaak legt het RTG de arts een berisping op.
RTG Eindhoven 10 februari 2022, ECLI:NL:TGZREIN:2022:7 & RTG Eindhoven 10 februari 2022, ECLI:NL:TGZREIN:2022:6
Verweerder is werkzaam als oogarts. Bij klaagster is onder meer een staaroperatie en een oogdrukverlagende operatie uitgevoerd. Klaagster verwijt de oogarts onder meer dat hij ondanks de klachten van klaagster twee maanden heeft gewacht met het inplannen van een controleafspraak en heeft geweigerd Diamox voor te schrijven, waardoor bij klaagster een te hoge oogdruk is ontstaan en zij zakken onder haar ogen heeft gekregen. Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege (CTG) begrip voor de wens van klaagster om sneller een recept voor Diamox uit te schrijven dan is gebeurd. De oogarts heeft ter zitting in beroep ook begrip gehad voor deze wens van klaagster. De oogarts heeft naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege echter voortvarend gehandeld door te overwegen dat hij klaagster eerst wilde zien voordat hij aan klaagster Diamox zou voorschrijven. Daarbij overweegt het CTG dat tijdens dit consult is gebleken dat klaagster niet alleen Diamox nodig had, maar dat ook aanvullende behandeling nodig was. Het beroep wordt deels niet-ontvankelijk verklaard en deels verworpen.
Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 19 januari 2022, ECLI:NL:TGZCTG:2022:27
Verweerder is werkzaam als orthopedisch chirurg. Klager heeft last van ernstige artrose en komt in het kader van een second opinion bij verweerder. De orthopedisch chirurg heeft een omgekeerde schouderprothese geplaatst. Na de operatie is een infectie ontstaan. Klager verwijt de orthopedisch chirurg dat hij bij de operatie niet voldoende voorzorgs- en hygiënemaatregelen heeft genomen en onvoldoende rekening heeft gehouden met de kwetsbare situatie van klager. Ook zou hij na ontslag uit het ziekenhuis geen instructies hebben gegeven aan het revalidatiecentrum en de infectie van klager niet tijdig hebben onderkend. Bij het beoordelen van de klacht houdt het college er rekening mee dat de casus zich voor een groot deel heeft afgespeeld in de begintijd van de Covid-19 pandemie, waardoor controles niet altijd fysiek konden plaatsvinden en niet alle faciliteiten beschikbaar waren. Naar het oordeel van het college heeft de orthopedisch chirurg adequate maatregelen genomen om een infectie te voorkomen en te behandelen en daarbij ook rekening heeft gehouden met de situatie van klager. De klacht wordt ongegrond verklaard.
Regionaal Tuchtcollege Amsterdam 25 januari 2022, ECLI:NL:TGZRAMS:2022:16
Klager verwijt verweerder dat hij klager (en zijn huisarts) de ernst van de aandoening had moeten meedelen en klager had moeten wijzen op het alternatief van biologicals. Verweerder was destijds werkzaam als arts in opleiding tot specialist (AIOS MDL) in het laatste jaar van zijn opleiding. Sinds 30 april 2018 is hij MDL-arts. Verweerder heeft erkend dat hij per abuis de huisarts van klager niet heeft geïnformeerd. Volgens het Regionaal Tuchtcollege (RTG) is dat slordig, maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, nu niet gebleken is dat de huisarts bij de behandeling van deze ziekte van klager een rol heeft gespeeld. Klager is voor zijn aandoening steeds bij verweerder onder behandeling gebleven en heeft zich bij klachten telkens rechtstreeks, zonder tussenkomst van de huisarts, tot het ziekenhuis gewend. Bovendien heeft verweerder te kennen gegeven dat hij zich er rekenschap van heeft gegeven dat hij hierin nalatig is geweest en heeft hij zijn werkwijze zodanig aangepast dat een bericht aan de huisarts niet meer vergeten kan worden. Het RTG ziet voorts geen zaken waarin verweerder anders had moeten handelen. Het beloop van de ziekte van klager is naar het oordeel van het college niet negatief beïnvloed door de keuzes in de behandeling die verweerder - aanvankelijk nog mede in overleg met zijn supervisor - heeft gemaakt. Het college heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard.
Regionaal Tuchtcollege Amsterdam 4 februari 2022, ECLI:NL:TGZRAMS:2022:17
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.