Het kabinet komt met tijdelijke ondersteuning voor zorgwerkgevers om medewerkers die twee jaar na hun covid-besmetting nog steeds klachten hebben langer in dienst te houden. Met een subsidieregeling worden werkgevers gestimuleerd om de re-integratie van hun medewerkers te continueren zodat de medewerker kan blijven werken aan herstel en re-integratie. Het doel is om de zorgmedewerkers te behouden voor de zorg. Dat schrijft minister Helder voor Langdurige Zorg en Sport in een brief aan de Tweede Kamer.
Nieuwsbericht ministerie van VWS, 25 februari 2022
Het kabinet heeft op voorstel van minister Kuipers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport besloten dat drie differentiaties van de Bachelor Medisch Hulpverlener (BMH) worden opgenomen in de Wet BIG. Het gaat om de differentiaties ambulancezorg, spoedeisende hulp en cardiodiagnostiek/interventiecardiologie. Deze BMH’ers krijgen een functioneel zelfstandige bevoegdheid voor het verrichten van bepaalde voorbehouden handelingen. Concreet betekent dit dat zij handelingen zonder toezicht en tussenkomst van een arts mogen verrichten.
Nieuwsbericht ministerie van VWS, 25 februari 2022
Minister van VWS, Kuipers, heeft het nader rapport en het advies van de Raad van State over de verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 (Twm), aan de Tweede Kamer gezonden. Gegeven de nog steeds bestaande onzekerheid heeft de Afdeling er, bij gebreke van een alternatieve wettelijke grondslag voor mogelijk noodzakelijke maatregelen, begrip voor dat de Twm op dit moment opnieuw verlengd wordt. Wel adviseert zij meer duidelijkheid te geven over de reikwijdte, de inhoud en de planning van een permanent wettelijk kader ten behoeve van de bestrijding van een grootschalige pandemie, nu het moment waarop (een groot deel van) de tijdelijke wet (de Twm) redelijkerwijs niet meer verlengd kan worden, geleidelijk dichterbij komt.
Kamerbrief 22 februari 2022, met Nader rapport en Advies Raad van State
In antwoord op kamervragen informeert minister Helder (Langdurige zorg en Sport) dat het ministerie van VWS in gesprek is gegaan met de relevante beroepsgroepen over de wens om taakherschikking bij de lijkschouw door de behandelend arts in de langdurige zorg verder te verkennen. In dit gesprek kwam naar voren dat er een zorgvuldig onderzoek plaats zou moeten vinden naar deze mogelijkheid, waarin kwaliteitsverbetering van de lijkschouw het uitgangspunt dient te zijn. Over de opzet van dat onderzoek heeft VWS afstemming gezocht met de betreffende beroepsgroepen Verenso, FMG, V&VN en NAPA. Voorjaar 2022 wordt gestart met het onderzoek en rond de zomer zullen de resultaten hiervan bekend zijn. Daarnaast wordt in het onderzoeksprogramma forensische geneeskunde 2020-2025 dat najaar 2020 van start is gegaan, in het tweede kwartaal van 2022 onderzocht welke mogelijkheden er zijn voor taakherschikking binnen de forensische geneeskunde.
Antwoorden op Kamervragen over artikel 'Een rol bij de lijkschouw', 22 februari 2022
Op 14 februari jl. heeft minister van VWS, Kuipers, een brief naar de Tweede Kamer gestuurd waarin hij laat weten dat hij is gestart met het voorbereiden van een ontwerpbesluit ter wijziging van het Besluit periodieke registratie Wet BIG. Tot nu toe geldt dat artsen die twee jaar niet hebben gewerkt, de gewerkte uren voorafgaand aan die werkonderbreking niet mogen meetellen om te voldoen aan herregistratie-eisen. Kuipers’ voorganger Hugo de Jonge kondigde eind vorig jaar al aan dat hij deze eis geheel of gedeeltelijk uit de wet wilde halen, omdat de eis soms ‘onevenredig hard uitpakt’, zoals bij artsen die langdurig ziek zijn. Het voornemen van Kuipers is nu om de tweejaars-werkonderbrekingseis geheel te schrappen. Het HABZ (Actiecomité Herregistratie Artsen bij Ziekte) en de KNMG hebben in de afgelopen jaren hard gelobbyd om dit voor elkaar te krijgen, en dus met succes. Het streven van minister Kuipers is om het wijzigingsbesluit in het najaar van 2022 te publiceren, zodat de wijziging met ingang van 1 januari 2023 in werking kan treden.
Tweejaarsregel bij herregistratie vervalt volledig
Op 14 februari jl. is de internetconsultatie open gesteld voor het wetsvoorstel dat strekt tot het instellen van een strafrechtelijk verbod op conversiehandelingen, ook wel 'conversietherapie' of 'homogenezing' genoemd. De deadline voor het indienen van reacties (alle relevante partijen en personen zijn daartoe uitgenodigd!) is 28 maart 2022. Indienen van een reactie kan via onderstaande website.
Overheid.nl | Consultatie Wetsvoorstel strafbaarstelling conversiehandelingen
Klacht tegen specialist ouderengeneeskunde, werkzaam in zorgcentrum waar patiënt (vader van klaagster) was opgenomen. SO was hoofdbehandelaar (regiebehandelaar). Er bestond onvrede bij de familie over de medische zorg door SO – vooral rond medicatiebeleid – en communicatie in zorgcentrum. Het RTG verklaarde drie klachtonderdelen gegrond: 1) De SO heeft op de medicatielijst bij lorazepam en risperidon alleen ‘zo nodig’ vermeld. Hierdoor was het niet duidelijk wanneer sprake was van een ‘zo nodig’-situatie voor het toedienen van de medicatie. Dat geldt zeker als de vermelding ‘zo nodig’ ziet op twee soorten medicatie met een onderling verschillende werking, zoals hier het geval. 2) Bij een incident dat nadelige gevolgen heeft (gehad) voor de cliënt/patiënt moet in het zorgdossier en - afhankelijk van de zwaarte van het incident - in het Melding Incidenten Cliëntensysteem een melding worden gemaakt. Aan de hand van deze interne (MIC-)melding kan het incident door het zorgpersoneel worden besproken, met als doel daarvan te leren. De SO heeft de valincidenten pas na vijf weken gemeld. 3) Naar het oordeel van het college had de SO niet pas bijna één maand na opname, maar veel sneller en actiever kennis moeten nemen van de inhoud van het volledige medisch dossier van de patiënt. Door dit niet te doen, heeft zij haar verantwoordelijkheid als behandelend arts en regiebehandelaar niet genomen. Het college legt de SO een waarschuwing op en bepaalt dat deze beslissing, nadat deze onherroepelijk is geworden, voor publicatie aan Medisch Contact zal worden aangeboden.
RTG Eindhoven 23 februari 2022, nr. E2021/3238, ECLI:NL:TGZREIN:2022:9
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven heeft een bedrijfsarts een berisping opgelegd. De klacht betrof diverse verwijten aan de bedrijfsarts, waarvan de meeste gegrond werden verklaard. Zo had de bedrijfsarts tegen beter weten in op onjuiste wijze een Bijstelling probleemanalyse (BPA) en Functionele mogelijkheden lijst (FML) opgesteld, althans daarin onjuiste informatie opgenomen, welke informatie in het nadeel van klager is en wordt gebruikt. Ten tweede is hij zijn toezegging/afspraak inhoudende dat hij de BPA en FML eerst ter goedkeuring aan klager zou toesturen alvorens de formulieren werden gebruikt voor een arbeidsdeskundig onderzoek, niet nagekomen. Ook heeft hij nagelaten om de werkgever en/of arbeidsdeskundige direct terug te fluiten dan wel hen omtrent de onjuistheid van de foutieve BPA en FML te informeren. Voorts heeft de bedrijfsarts niet voldaan aan zijn plicht om de werknemer te informeren over zijn handelen onder supervisie. De bedrijfsarts zou de werknemer hierover onjuist hebben geïnformeerd. Tenslotte voert hij ten onrechte de titel/naam bedrijfsarts.
RTG Eindhoven 22 februari 2022, nr. E2021/3165, ECLI:NL:TGZREIN:2022:8
De rechtbank Noord-Holland heeft een chiropractor vrijgesproken van het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel. Een patiënt werd onwel tijdens een behandeling op 26 januari 2016 in zijn praktijk in Haarlem. In het ziekenhuis werd vastgesteld dat de patiënt een hersenstaminfarct had doorgemaakt door zuurstoftekort als gevolg van dissectie. De rechtbank heeft kennisgenomen van een rapport van een neuroloog, die op verzoek van de aansprakelijkheidsverzekeraar heeft onderzocht wat de klachten en beperkingen van de patiënt waren. De neuroloog heeft in zijn rapport geschreven dat de dissecties zijn ontstaan door de manipulatie van de nek. De rechtbank volgt deze conclusie niet, omdat de neuroloog niet voldoende heeft onderbouwd op basis waarvan hij vaststelt dat de dissecties zijn ontstaan door manipulatie van de nek. De chiropractor heeft zich gehouden aan de beroepsnormen van de Nederlandse Chiropractoren Associatie. Hij heeft voorafgaand aan de behandeling voldoende onderzoek gedaan naar eventuele contra-indicaties om de nekmanipulatie toe te passen. Die waren er niet en dus was er geen reden voor de chiropractor om van de behandeling af te zien.
Rechtbank Noord-Holland, 21 februari 2022, nr. 15/034828-19, ECLI:NL:RBNHO:2022:1401
Een patiënt heeft tegen een psychiater een klacht ingediend omdat zij: 1) een eenmalig videogesprek met klaagster heeft gevoerd op 10 mei 2021 zonder haar te vertellen dat diagnostiek van dat gesprek deel zou uitmaken; 2) onzorgvuldig is geweest bij het stellen van diagnoses en trekken van conclusies door zich te baseren op het eenmalige videogesprek en geen testen af te nemen; 3) diagnoses heeft gesteld en conclusies heeft getrokken die niet kloppen; 4) niet conform afspraak heeft gehandeld door de brief van 4 juni 2021 – waarin de bevindingen en diagnoses met de huisarts zijn gedeeld – aan de huisarts te sturen zonder deze eerst aan klaagster over te leggen; 5) in de brief van 4 juni 2021 informatie heeft gedeeld over de betaling van een onderzoek, waarover klaagster in vertrouwen had verteld en wat niet ter zake doende was voor de huisarts.
Het college oordeelt dat alle klachtonderdelen ongegrond zijn. Zo oordeelt het college bijvoorbeeld dat de vermoedens die de psychiater onder andere in haar verslaglegging beschrijft ten aanzien van de coping stijl van klaagster en PTSS, niet zijn aan te merken als diagnoses. En voorts dat uit de feiten niet valt af te leiden wat er precies over de brief is afgesproken. En dat uit de KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens (2021) volgt dat de psychiater met veronderstelde toestemming de specialistenbrief naar de verwijzer (i.c. de huisarts) mocht sturen. Expliciete toestemming van de patiënt was ook niet nodig voor de psychiater om informatie over de betaling van het onderzoek te mogen delen met de huisarts.
RTG Amsterdam 17 februari 2022, nr. A2021/3207, ECLI:NL:TGZRAMS:2022:18
Een ex-patiënte dient een klacht in tegen een tandarts. Beklaagde zou klaagster tijdens de behandeling van een eerdere tuchtklacht voor “uitschot” hebben uitgemaakt (klaagster was daar zelf bij niet aanwezig, wel een gemachtigde namens haar). De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege overweegt dat er door oud-patiënten al vele klachten tegen beklaagde zijn ingediend, waarachter vermoedelijk een collega-tandarts schuil gaat. Beklaagde heeft ter zitting zijn frustratie geuit over de vele klachten die de collega-tandarts tegen hem zou laten indienen. Er is in dit geval bovendien sprake van een ver verwijderd verband tussen een aan beklaagde verweten ongelukkige woordkeuze en het door het tuchtrecht beschermde belang van de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg c.q. de weerslag daarop. Ook in het tuchtrecht kan sprake zijn van misbruik van recht.
De voorzitter concludeert daarom dat het belang van klaagster in dit geval niet opweegt tegen het belang van beklaagde om in rechte te worden beschermd tegen het ernstig vermoeden van misbruik van recht door een derde. De klacht wordt daarom door de voorzitter kennelijk niet- ontvankelijk verklaard.
RTG Zwolle 17 februari 2022, ECLI:NL:TGZRZWO:2022:19
Er wordt een klacht ingediend tegen leden van het RTG Zwolle. Deze leden zouden bij de behandeling van een andere tuchtzaak van klager op een röntgenfoto wortelpunten hebben gezien die daarop volgens klager niet zichtbaar zijn. De voorzitter van het tuchtcollege overweegt dat deze leden niet hebben gehandeld als beroepsbeoefenaren in de zin van artikel 47 Wet BIG, maar als leden van het tuchtcollege. In die hoedanigheid kunnen zij niet tuchtrechtelijk worden aangesproken. Een andere uitleg zou namelijk een doorbreking betekenen van het door de wet opengestelde hoger beroep. In hoger beroep kunnen ten overstaan van het CTG grieven worden ingebracht tegen de beslissing van het regionaal tuchtcollege en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen. De voorzitter oordeelt de klacht daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
RTG Zwolle 17 februari 2022, ECLI:NL:TGZRZWO:2022:18
Klaagster is in 2015 met een voorlopige machtiging opgenomen in een psychiatrische instelling. Beklaagde was destijds als psychiater bij de behandeling van het verzoek door de rechtbank gehoord. Klaagster verwijt de psychiater dat zij tegen haar wil is opgenomen in een psychiatrische instelling en onnodig medicatie heeft gekregen. De psychiater werkt inmiddels niet meer bij de instelling en kan zich de details van zijn betrokkenheid niet meer (goed) herinneren. Klaagster heeft het dossier laten vernietigen. Dat betekent dat het Regionaal Tuchtcollege (RTG) niet kan beschikken over het medisch dossier en het niet mogelijk is om de feiten vast te stellen. Waarom een verzoek is gedaan tot afgifte van een voorlopige machtiging, wat de rol van beklaagde hierin precies is geweest en of beklaagde al dan niet zorgvuldig heeft gehandeld, kan zonder het dossier niet worden vastgesteld. Het RTG heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard, omdat de grondslag voor de klacht niet is komen vast te staan. Het Centraal Tuchtcollege (CTG) is het daar mee eens.
CTG 2 februari 2022, ECLI:NL:TGZCTG:2022:28
In het jaarbericht schrijft IGJ wat in 2021 opviel: meer samenwerking, nieuwe toezichtgebieden en andere keuzes. Deze veranderingen in het toezicht werden voor een groot deel ingegeven door COVID-19. COVID-19 vroeg vaak voorrang en bracht nieuwe en snel groeiende toezichtgebieden: inhaalzorg, artsen die onjuiste informatie verspreiden, exportverordeningen, illegale handel in geneesmiddelen, toezicht op testcentra en vaccinatiestraten en fraude met QR-codes.
Soms zijn ontwikkelingen in de zorg en het toezicht eerder aan het licht gekomen of versneld actueel geworden. Denk aan de arbeidsmarktproblematiek, e-health-ontwikkelingen, de globaliserende wereld van farmaceutische producten, infectiepreventie en infectieziektepreventie. Tegelijkertijd heeft IGJ aandacht besteed aan andere, geplande ontwikkelingen en verbeteringen. Zo gaan bijvoorbeeld het toezicht op persoonsgerichte zorg in netwerken en de vertaling van indicatoren naar verbeterdoelen onverminderd door.
Nieuwsbericht IGJ, 23 februari 2022
Minister van VWS, Kuipers, heeft het rapport van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) ‘Stervelingen - Beter samenleven met de dood’ aangeboden aan de Tweede Kamer. Het advies brengt in kaart hoe in onze samenleving met de ‘gewone’ dood in het leven en samenleven wordt omgegaan en doet dat aan de hand van drie vragen: hoe kunnen we ons beter uitdrukken, hoe kunnen we het beter doen en hoe kunnen we het beter regelen als het gaat om dood, sterven en rouwen?
Minister Kuipers geeft aan dat hij in de komende periode aan de slag gaat met onder meer de ambitie (uit het Regeerakkoord) om de deskundigheid van artsen in het handelen rondom het (zelfgekozen) levenseinde te versterken en te bevorderen dat arts en patiënt tijdig met elkaar over de wensen rondom het levenseinde in gesprek gaan (‘advance care planning’) Daarbij zal hij de inzichten van de RVS betrekken.
Kamerbrief 21 februari 2022 met Adviesrapport RVS
Op 21 februari heeft minister Kuipers het onderzoeksrapport “Preconceptionele dragerschapsscreening in Nederland: gevolgen, maatschappelijk draagvlak en ethische aspecten” aan de Tweede Kamer aangeboden. De Gezondheidsraad adviseerde in het rapport ‘Neonatale Screening op Spinale Spieratrofie’ van 26 juli 2019 om preconceptionele dragerschapsscreening voor sommige ernstige aandoeningen te overwegen. Op dit moment wordt preconceptionele dragerschapsscreening vergoed voor stellen die een verhoogd risico hebben op dragerschap, bijvoorbeeld vanwege familiegeschiedenis of afkomst. Bij het ontbreken van een verhoogd risico is preconceptionele dragerschapsscreening beschikbaar op eigen kosten. Wanneer preconceptionele dragerschapsscreening voor niet-risicoparen zou worden aangeboden van overheidswege, dan betekent dit een fundamentele wijziging van het aanbod aan screeningen rondom de zwangerschap en geboorte met mogelijk onbedoelde maatschappelijke effecten. Daarom is via ZonMw onderhavig onderzoek uitgevoerd naar de ethische aspecten van, en het maatschappelijk draagvlak voor de screening vanuit verschillende perspectieven. In vervolg op het advies van de Gezondheidsraad om preconceptionele dragerschapsscreening te overwegen, zal de minister de Gezondheidsraad binnenkort vragen hem hierover te adviseren.
Aanbiedingsbrief onderzoeksrapport Preconceptionele dragerschapsscreening in Nederland, 21 februari 2022
Voor het eerst worden werkgevers aansprakelijk gesteld voor de langdurige gevolgen van coronabesmettingen op het werk. Er zijn nu zeker vijf zorgmedewerkers die de financiële en emotionele schade door long covid op hun werkgever proberen te verhalen. In één zaak gaat het om een medewerker in de ouderenzorg die tijdens de eerste golf zonder beschermingsmiddelen een cliënt moest verzorgen. Achteraf bleek dat zijn leidinggevende toen al wist dat deze persoon mogelijk corona had. Advocaten, vakbonden, bedrijfsartsen en wetenschappers verwachten dat dit nog maar het begin is en dat er nog heel veel van dit soort zaken gaan komen. Ze zijn ook bang dat dit soort beroepsziektezaken langslepende procedures gaan worden.
Nieuwsbericht RTL Nieuws, 19 februari 2022
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.