Minister Kuipers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) informeert de Tweede Kamer over het dringend en acuut tekort aan forensisch artsen in verschillende regio’s. Door het tekort staat de uitvoering van de lijkschouw door forensisch artsen onder druk. Voorzien wordt dat de gemeentelijke lijkschouw in een aantal regio’s op zeer korte termijn niet of niet binnen de wettelijke termijnen uitgevoerd kan worden als gevolg van het tekort aan beschikbare forensisch artsen. Hoewel de Wet op de lijkbezorging (Wlb) strikt genomen geen ruimte biedt voor uitzonderingen zal vooruitlopend op de invoering van structurele maatregelen gedurende de periode van een jaar een noodmaatregel moeten worden toegepast, zodat de gemeentelijke lijkschouw in de betreffende regio’s in deze tijd van acute krapte uitgevoerd kan blijven worden. De noodmaatregel houdt in dat in de regio’s waar de 24/7 beschikbaarheid van gemeentelijke lijkschouwers niet meer op verantwoorde wijze kan worden ingevuld, tijdelijk basisartsen, huisartsen, GGD-artsen en andere medisch-specialisten die de introductiemodule forensische geneeskunde volgen, kunnen worden ingezet voor de lijkschouw die wordt uitgevoerd onder supervisie van een forensisch arts. Het gaat om een specifieke categorie overlijdens, te weten vooraf gemeld niet-natuurlijk overlijden (als gevolg van valincidenten in zorginstellingen en als gevolg van euthanasie) waarbij de supervisor, zijnde een forensisch arts/gemeentelijke lijkschouwer, contact heeft gehad met de meldend arts en de forensisch arts op basis daarvan oordeelt dat de basisarts de lijkschouw kan uitvoeren.
Kamerbrief, 28 februari 2022.
Beklaagde heeft vanwege een fors verhoogde bloeddruk bij klaagster contact opgenomen met de dienstdoende neuroloog en besproken dat er een spoedconsult zou plaatsvinden. Hiervan is echter geen aantekening gemaakt in het dossier. Het consult bij de neuroloog vond uiteindelijk elf dagen later plaats. Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) is van oordeel dat beklaagde met betrekking tot dit spoedconsult een vinger aan de pols had moeten houden. Eventueel had beklaagde zelf een verwijzing kunnen maken of klaagster kunnen meegegeven dat – indien zij geen bericht zou ontvangen van de neuroloog – zij weer contact met haar mocht opnemen. Nu zij dit heeft nagelaten, is het RTG van oordeel dat beklaagde tekort is geschoten ten aanzien van het monitoren van de spoedafspraak. Het RTG legt een waarschuwing op. Daarbij neemt het RTG mee dat beklaagde heeft aangegeven dat het achteraf beter was geweest dat zij zelf het tijdsverloop van het maken van de afspraak voor het consult met de neuroloog in de gaten had gehouden. Zij heeft daarmee enige zelfreflectie getoond.
RTG Groningen 22 februari 2022, ECLI:NL:TGZRGRO:2022:14.
De dochter van klaagster is onder toezicht gesteld, waarbij ook een jeugdbeschermer/gezinsvoogd is aangesteld. Op verzoek van de gezinsvoogd en met instemming van de ouders heeft beklaagde, een kinder- en jeugdpsychiater, samen met een gz-psycholoog bij de dochter een psychodiagnostisch onderzoek uitgevoerd. Doel van dit onderzoek was om te beoordelen of en zo ja, welke behandeling en/of begeleiding van de dochter geïndiceerd was. Beklaagde en voornoemde gz-psycholoog hebben de resultaten van dit onderzoek met hun advies voor behandeling/begeleiding neergelegd in een rapport. Vervolgens is dit rapport aan de gezinsvoogd toegezonden. Deze heeft een afschrift van het rapport aan de rechtbank Gelderland gestuurd. Klaagster heeft het rapport vóór de toezending aan de gezinsvoogd niet ingezien. Dit had volgens klaagster wel gemoeten. Daarnaast meent klaagster dat het rapport niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) acht de klacht gedeeltelijk gegrond. Strikt genomen was geen sprake van een rapportage aan een derde, waardoor het in artikel 7:464, lid 2, onder b, BW neergelegde inzagerecht hier niet rechtstreeks van toepassing is, aldus het RTG. Het feit dat de gezinsvoogd het rapport zou gaan gebruiken in een gerechtelijke procedure (over de ondertoezichtstelling van de dochter dan wel de omgangsregeling en het gezag over de dochter) en dat beklaagde hier ook van op de hoogte was, betekent echter dat beklaagde in dit geval klaagster toch de gelegenheid tot inzage in het rapport had moeten bieden voordat zij het rapport aan de gezinsvoogd verzond. Ook meent het RTG dat de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het rapport berust niet toereikend zijn om de conclusies te dragen en dat het rapport derhalve niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Het RTG acht een berisping passend omdat beklaagde zowel inhoudelijk als procedureel steken heeft laten vallen. Ook neemt het RTG in aanmerking dat beklaagde bekend was met de precaire situatie en dat zij ook wist dat het rapport gebruikt zou worden in een juridische procedure zodat haar conclusies verstrekkende gevolgen voor klaagster zouden kunnen hebben.
RTG Groningen 22 februari 2022, ECLI:NL:TGZRGRO:2022:15.
Patiënten zijn in het algemeen positief over hoe hun zorgaanbieder telemonitoring gebruikt. Het sluit aan bij hun behoefte. Ziekenhuizen passen telemonitoring bovendien veilig toe. Dat concludeert de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd na bezoeken aan tien ziekenhuizen. Daarbij spraken inspecteurs ook met patiënten. De ziekenhuizen voeren de telemonitoring in het algemeen zorgvuldig in en houden goed in de gaten of alles werkt zoals verwacht.
Nieuwsbericht IGJ, 28 februari 2022.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.