Eén op de vier mensen in Nederland heeft beperkte gezondheidsvaardigheden. Terwijl dat de basis vormt om gezonde keuzes te maken. Mensen hebben zelf een verantwoordelijkheid om iets aan preventie te doen, vindt arts M+G Timo Boelsums. ‘Maar wel in samenwerking met zorgverleners, zorgorganisaties, de maatschappij en de overheid.’
Tekst: Naomi van Esschoten
Op de weekmarkt van Rotterdam is de stand van de GGD Rotterdam Rijnmond inmiddels een vertrouwd gezicht. ‘In gesprek gaan over gezondheid met mensen die een gezondheidsachterstand hebben, heeft weinig zin als je één keer op de markt staat’, vertelt Timo Boelsums, die bij deze GGD werkt. ‘Een buurtaanpak vraagt een gepersonaliseerde aanpak: zo werken we ook samen met mensen in moskeeën, schoolkantines en buurthuizen. Het vergt daarnaast een lange adem om vertrouwen en zichtbaarheid op te bouwen. Daarom staan we hier vaker. Dan gaan we in gesprek over bijvoorbeeld een gezond gewicht en bieden we een gratis cursus aan over gezonde voeding.’
Tijdens de coronacrisis merkte Boelsums aan den lijve wat beperkte gezondheidsvaardigheden betekenen. ‘Mensen kregen geen, of niet de juiste informatie over vaccinaties. Of ze wilden wel een vaccinatie halen, maar het lukte niet om digitaal een afspraak te maken. Daarom zijn we bij de GGD begonnen met het verlagen van drempels. Inmiddels zetten we die kennis ook op andere gezondheidsthema’s in. Want ‘gelijke gezondheid’ vraagt om een ongelijke investering. Bij een klein deel van de mensen, zeker die toch al kwetsbaar zijn of een gezondheidsachterstand hebben, is een intensievere aanpak nodig.’
Concreet werkt Boelsums met zijn team actief aan het verbeteren van gezondheidsvaardigheden. Daaronder vallen het vinden, begrijpen en toepassen van gezondheidsinformatie. ‘Beperkte gezondheidsvaardigheden kunnen verschillende oorzaken hebben’, legt Boelsums uit. ‘Zo kan iemand moeite hebben met de taal, met rekenen of digitaal niet handig zijn.' Bij iedereen uit zich dat weer anders: de één kan de folder wel lezen, maar begrijpt de adviezen niet goed. Een ander weet wel wat de bedoeling is, maar lukt het niet om digitaal een afspraak in te plannen of een app te bedienen. Je moet dus weten wat er speelt bij de doelgroep die je bedient.’
Terecht zal de criticaster opmerken dat er voor gezond gedrag meer nodig is dan alleen goede gezondheidsvaardigheden. Geld bijvoorbeeld om gezonde voeding te kopen, of een groene leefomgeving die uitnodigt tot wandelen. Boelsums: ‘Zeker, net als een steunsysteem: een netwerk van mensen en organisaties dat je stimuleert of faciliteert in het maken van gezonde keuzes. Maar gezondheidsvaardigheden liggen wel aan de basis. Als we inzetten op bewustwording hiervan bij professionals, heeft dat direct impact. Nu leven mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden, veel korter in goede gezondheid dan mensen met goede gezondheidsvaardigheden.’
‘Laten we stoppen met het hebben over preventie, maar praten over promotie van gezond gedrag’
Artsen kunnen veel doen om patiënten een handje te helpen. ‘In de spreekkamer kun je bijvoorbeeld doorvragen of de patiënt je goed begrijpt en eventueel vragen de informatie te herhalen om het beter te onthouden. Ook kun je informatie meegeven in toegankelijke taal, of in een andere taal. Controleer ook of iemand je advies kan opvolgen. Dat geldt voor medicatiegebruik, maar ook voor het bezoek aan een website of gebruik van een app. Je kunt namelijk niet zien of iemand digitaal- of gezondheidsvaardig is.’
Ook op organisatieniveau kunnen zorgverleners aansluiten bij mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden. ‘Kijk eens naar je voorlichtingsmaterialen: zijn die geschikt voor iedereen, met niet te veel tekst en in eenvoudige taal? Staat er niet te veel overbodige informatie rond de belangrijkste boodschap? Is er de mogelijkheid om de tekst ook te luisteren of te zien?’, geeft Boelsums als voorbeelden. ‘Toegang zit ook in andere zaken. Is de boodschap op je antwoordapparaat niet te lang? Kunnen patiënten alleen digitaal of via een aanmeldzuil terecht, of ook via de telefoon? En liggen er meeschrijfbriefjes op je bureau? Digitalisering is goed, maar heb ook aandacht voor mensen voor wie de ontwikkeling te snel gaat.’
Ook de lokale en landelijke overheid hebben een aandeel in het terugdringen van gezondheidsverschillen. ‘De landelijke overheid zou er goed aan doen om gezondheid onderdeel te maken van alle soorten beleid’, betoogt de GGD-arts. ‘Van woningbouw tot infrastructuur en onderwijs. De overheid is er tenslotte om haar burgers te faciliteren bij een gezond leven. Dat betekent dat de overheid bijvoorbeeld sterker in het oog houdt hoeveel fastfoodzaken er in een woonwijk of stadscentrum mogen zijn, dat er bij woningbouw ook aandacht is voor de groenvoorziening, of dat kinderen op school ook les krijgen over gezondheid.’
Natuurlijk heeft de burger zelf ook een verantwoordelijkheid. ‘Als je elke dag op het stationsplein allemaal fastfoodzaken ziet, kun je af en toe best een saucijzenbroodje nemen. Maar je kunt ook een appel in je tas doen om de verleiding te weerstaan’, geeft Boelsums als voorbeeld. ‘Verder geldt dat gezond gedrag ook niet alleen een kwestie is van goede gezondheidsvaardigheden. Bij het maken van ongezonde keuzes spelen meer factoren een rol, zoals stress, schulden en ziekte. Daarom blijft een gezonde leefstijl en werken aan preventie een samenspel van ons allemaal.’
‘Kijk eens naar je voorlichtingsmaterialen: zijn die geschikt voor iedereen, met niet te veel tekst en eenvoudige taal’
Om dit te bereiken zou Timo Boelsums wel graag afscheid nemen van het woord ‘preventie’. ‘Het heeft een negatieve connotatie’, merkt hij. ‘Je denkt al snel aan verbieden en betutteling en wat er allemaal niet mag: roken, snoepen of zitten. Ik zou daarom liever praten over promotie van gezond gedrag. En om meteen de daad bij het woord te voegen wil ik alle artsen in Nederland vragen: wat ga jij morgen doen aan het promoten van gezond gedrag?’
Ben je arts en wil je reageren op dit artikel, stuur dan een mail naar communicatie@fed.knmg.nl