Een patiënt komt met haar 8-jarige pleegkind bij mij als huisarts op het spreekuur. Het kind is met de fiets gevallen en heeft vermoedelijk een gebroken pols. Mag de pleegmoeder toestemming geven voor de behandeling van het pleegkind?
Een pleegouder heeft formeel niet de bevoegdheid om te beslissen over een medische behandeling van het pleegkind. De gezagdragende ouder(s) of de door de rechter benoemde voogd heeft het wettelijke recht om hierover te beslissen. Als een pleegouder door de rechter benoemd is tot pleegoudervoogd, kan hij wel toestemming geven voor de medische behandeling van het kind.
In de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) is bepaald dat de patiënt toestemming moet geven voordat een geneeskundige behandeling mag worden gestart.1 Ook staat in de WGBO wie toestemming moet geven voor de geneeskundige behandeling van minderjarigen. Voor kinderen tot 12 jaar is dat degene die het gezag over dat kind heeft.2
Soms verblijft een kind in een pleeggezin. Meestal is het de bedoeling dat pleegkinderen na verloop van tijd teruggaan naar hun (biologische) ouders. Omdat gedurende deze periode het gezag over het pleegkind doorgaans bij de (biologische)ouders blijft, kan de pleegouder geen toestemming geven voor een geneeskundige behandeling.
De rechter kan de pleegouders echter tot pleegoudervoogd hebben benoemd. In dat geval verkrijgen ze gezag over het kind en kunnen ze wel rechtsgeldig toestemming geven voor diens geneeskundige behandeling. Is niet duidelijk wie het gezag over een kind heeft, dan kan dit opgevraagd worden bij het Gezagsregister.
Handelwijze
Als de pleegouders geen gezag over het pleegkind hebben, moeten wettelijk vertegenwoordigers (ouders met gezag dan wel voogd) betrokken worden bij de geneeskundige behandeling van het kind. Dit komt erop neer dat zij informatie van de arts ontvangen en op basis daarvan toestemming voor de behandeling kunnen geven.
Als de pleegouders wel met het gezag zijn belast, is het niet nodig om de biologische ouders actief te betrekken. De arts moet op hun verzoek wel gegevens aan hen verstrekken. Hij kan niet-gezagdragende (biologische) ouders desgevraagd algemene, feitelijke informatie geven over bijvoorbeeld de aard van de ingreep.3
Zonder rechtsgeldige toestemming toch behandelen
Er zijn situaties denkbaar waarbij het niet mogelijk is om op de ‘officiële’ toestemming van de gezagdragende ouders te wachten of waarbij het duidelijk is dat de gezagdrager de toestemming zeker zal geven. In die gevallen kan de geneeskundige behandeling vast worden gestart. Twee situaties worden onderscheiden:
Spoedeisende situaties
In spoedeisende situaties is toestemming vragen aan de gezagdragende ouder(s) niet vereist. Het gaat dan om situaties waarin de toestemming van de ouder(s) niet kan worden afgewacht, omdat direct medisch ingrijpen nodig is om ernstig nadeel voor het kind te voorkomen.4 De arts informeert de gezagdragende ouder(s) in deze gevallen achteraf zo spoedig mogelijk.
Niet ingrijpende verrichtingen
Bij niet ingrijpende verrichtingen kan de arts het kind soms ook zonder toestemming van de gezagdragende ouders behandelen. Dit kan als hun toestemming kan worden verondersteld. Of een verrichting al dan niet ingrijpend is, zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden. Daarbij zal de arts telkens vanuit het perspectief van de individuele patiënt moeten redeneren. Bij die beoordeling moet hij rekening houden met de zwaarte van de ingreep, maar ook met het doel en de mogelijke gevolgen ervan. Voor het hechten van een kleine wond zal over het algemeen de toestemming verondersteld kunnen worden.
1 Artikel 7:450 lid 1 BW.
2 Artikel 7:450 lid 2 BW.
3 Artikel 1:377c BW.
4 Artikel 7:466 lid 1 BW.