De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) wordt voor de derde keer geëvalueerd. Het doel van deze evaluatie is inzicht geven in de doeltreffendheid en de effecten van onderdelen van de wet (waaronder het tuchtrecht) en het functioneren daarvan in de praktijk. Het evaluatieonderzoek moet meer kennis opleveren dan op grond van de eerdere onderzoeken beschikbaar is. Op 12 maart 2024 heeft ZonMw de projecttekst voor onderzoekers gepubliceerd. Organisaties/onderzoekers kunnen tot en met 30 april 2024 subsidie aanvragen. KNMG is - net als andere beroepsorganisaties - bij deze evaluatie betrokken. Concreet is in de projecttekst opgenomen dat de onderzoekers bij de start van de wetsevaluatie een expertbijeenkomst met stakeholders (waaronder KNMG) over de aandachtspunten en de aanpak van de evaluatie moeten meenemen.
Eiser, de arts, heeft boetes van in totaal € 6.375,- opgelegd gekregen door de minister van VWS voor overtreding van artikel 68 lid 1 Geneesmiddelenwet (Gnw), door off-label hydroxychloroquine en ivermectine voor te schrijven aan COVID-patiënten. De arts heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Met het bestreden besluit heeft de minister de bezwaren van de arts ongegrond verklaard en de opgelegde boetes in stand gelaten. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van de arts tegen de aan hem opgelegde boetes. De rechtbank oordeelt dat de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie (zoals deze boetes) slechts bestaat voor zover zij bij of krachtens de wet is verleend. In artikel 68 lid 1 en lid 2 Gnw is een verbodsbepaling opgenomen. Overtreding daarvan kan daarom in beginsel worden beboet. De rechtbank komt, kort gezegd, tot de conclusie dat zowel de wettekst als de wetsgeschiedenis van de Gnw niet op een eenduidige wijze de vraag beantwoordt hoe de begrippen in artikel 68 lid 1 en 2 Gnw moeten worden uitgelegd en wanneer sprake is van een overtreding. Omdat het hier gaat om een bepaling waarbij op niet-naleving daarvan een punitieve sanctie staat in de vorm van een bestuurlijke boete, acht de rechtbank het op basis van deze bepaling optreden tegen de arts in strijd met het lex certa beginsel. Het lex certa beginsel vereist dat strafbepalingen duidelijk en begrijpelijk omschreven zijn. De rechtbank concludeert dat de minister niet bevoegd is tot het opleggen van de boetes aan de arts wegens overtreding van artikel 68 lid 1 Gnw. Het beroep van de arts is gegrond.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 19 februari 2024, zaaknr. AWB- 23_226, ECLI:NL:RBZWB:2024:1465
Eind 2018 legde de rechtbank de man een gevangenisstraf van 4 jaar op, waarvan 2 jaar voorwaardelijk, voor poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De man moest zich aan verschillende voorwaarden houden, waaronder behandeling in een instelling. Meerdere behandelpogingen mislukten. De man is agressief naar anderen toe en is ernstig suïcidaal. De man voldoet aan alle criteria voor een rechterlijke machtiging op basis van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft (meerdere keren) bepaald dat gedwongen zorg moet worden verleend. Deze rechterlijke beslissing wordt om uiteenlopende redenen niet uitgevoerd. Er lijkt geen (overheids)instantie te zijn die regie voert op dit complexe dossier. Kortom: de Wzd werkt, aldus de rechtbank, op dit onderdeel niet. Volgens de rechtbank is het inmiddels onaanvaardbaar dat voor personen als deze man geen civielrechtelijk zorgvangnet is, en ook geen strafrechtelijke voorziening met voldoende zorg en behandeling. De 2 jaar voorwaardelijke straf zit de man inmiddels bijna uit. De rechtbank vindt het zorgelijk dat de man binnenkort onbehandeld en zonder vangnet op straat komt te staan. Met name vanwege het individuele belang van de man (suïcidaliteit) en het maatschappelijk belang (agressiviteit) bij het beveiligen van de samenleving. Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank (toch) opnieuw een rechterlijke machtiging afgeven. In eerdere medische verklaringen is beschreven dat er sprake is van ernstig nadeel, omdat de man kan komen tot suïcidaal of agressief gedrag. Dit blijkt ook uit het strafblad van veroordeelde en het verloop van eerdere behandeltrajecten.
Rechtbank Gelderland 23 februari 2024, zaaknr. 05-720304-18, ECLI:NL:RBGEL:2024:1195
In mei 2022 ondervond een vrouw oogklachten na een cosmetische ingreep door de arts. Zij maakte zich zorgen en zocht via WhatsApp contact met haar arts voor medisch advies - waarop hij een videogesprek startte. Tijdens dit videogesprek en een videogesprek dat hierop volgde, vertoonde hij seksueel grensoverschrijdend gedrag. Volgens de rechtbank pleegde de arts 2 zedendelicten en maakte hij zich schuldig aan dwang, door de vrouw aan de lijn te houden met inadequaat en onduidelijk medisch advies. De rechtbank rekent het de arts aan dat hij voor zijn eigen seksuele genot ernstig misbruik maakte van zijn vertrouwenspositie als arts en van de zorgen die zijn patiënte maakte na haar ingreep. Bij de strafoplegging weegt de rechtbank mee dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd ook een tuchtrechtelijke procedure tegen de arts is gestart. De rechtbank veroordeelt de arts tot een voorwaardelijke celstraf van 5 maanden en een taakstraf van 120 uur.
Rechtbank Gelderland 8 februari 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:1016
Klager is betrokken geweest bij een ongeval waarbij zijn auto werd aangereden door een andere auto. Hij heeft bij de verzekeraar van de tegenpartij van dit ongeval een claim ingediend voor de lichamelijke (whiplash)klachten die hij daarna had en die volgens hem een gevolg van het ongeval waren. Voor de medische beoordeling van de claim heeft de arts (zelfstandig werkend medisch adviseur) rapporten opgesteld. In deze rapporten komt de arts tot de conclusie dat de lichamelijke klachten van klager geen gevolg van het ongeval kunnen zijn. Klager dient hierop een klacht in bij het Regionaal Tuchtcollege (RTG). Het RTG is van oordeel dat de arts in zijn medische adviesrapporten zowel onzorgvuldig is geweest in zijn weergave en/of (impliciete) interpretatie van de beschikbare informatie, als ongefundeerde aannames heeft gedaan. Het RTG verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en legt de maatregel van berisping op. De arts is in beroep gekomen tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege (CTG) is net als het RTG van oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. Het RTG heeft bij het bepalen van de op te leggen maatregel meegewogen dat de arts zich ervan bewust is dat hij binnen de beroepsgroep van geneeskundig adviseurs een afwijkend standpunt inneemt over whiplashklachten. De arts heeft dit in beroep gemotiveerd betwist, en het is ook overigens niet aannemelijk geworden. Het CTG weegt dit daarom niet mee. Los daarvan vindt het CTG dat het de arts vrij staat om over dit onderwerp een afwijkend standpunt in te nemen, indien hij dat standpunt in zijn adviezen deugdelijk motiveert. Aan de arts is eerder een waarschuwing opgelegd voor zijn handelen. Anders dan het RTG, ziet het CTG geen aanleiding om dit tuchtrechtelijk verleden mee te wegen bij het vaststellen van de maatregel. Alles afwegende legt het CTG de arts een waarschuwing op.
CTG Den Haag 6 maart 2024, zaaknr. C2023/1788, ECLI:NL:TGZCTG:2024:56
De ouders van een in 2019 door suïcide overleden (jongvolwassen) patiënt dienen een klacht in tegen een psychiater, die de patiënt in 2017 enkele maanden heeft behandeld. De patiënt leed aan suïcidale klachten, waarvoor de psychiater medicatie voorschreef. De ouders verwijten de psychiater onder meer dat zij onvoldoende toezicht heeft gehouden en geen actie heeft ondernomen toen de ouders noodsignalen gaven. Die klachtonderdelen zijn gegrond. Het Regionaal Tuchtcollege (RTG) concludeert dat de psychiater haar professionele regierol onvoldoende heeft vervuld. Hoewel shared decisionmaking een belangrijke pijler is in de gezondheidszorg, benadrukt het RTG dat de psychiater – zeker in dit geval, bij een (suïcidale) jongvolwassen patiënt – de regie en controle had moeten houden over het medicatiebeleid. Volgens het RTG heeft de psychiater het medicatiebeleid ten onrechte te veel overgelaten aan het initiatief en het eigen handelen van de patiënt. Dit is naar het oordeel van het RTG een ernstige tekortkoming op een basaal onderdeel van goede zorg, die in deze zaak ernstiger wordt door de uiterst summiere en ontbrekende dossiervoering, waardoor continuïteit van zorg en controle achteraf volgens het RTG bemoeilijkt werden. De psychiater wordt berispt.
RTG ’s-Hertogenbosch 6 februari 2024, ECLI:NL:TGZRSHE:2024:13
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) gaat dit jaar samen met andere Europese privacytoezichthouders onderzoeken in hoeverre organisaties de regels voor het recht op inzage naleven. De komende tijd controleert de AP bedrijven en overheden in Nederland. Het onderzoek is een gezamenlijk project van de Europese privacytoezichthouders, verenigd in de European Data Protection Board (EDPB). In de praktijk blijkt het geregeld mis te gaan wanneer mensen hun gegevens willen inzien. De AP ontvangt hierover vaak klachten. Bijvoorbeeld over organisaties die niet of te laat reageren op een inzageverzoek. De komende tijd benadert de AP diverse organisaties met een vragenlijst. De insteek daarvan is om te verkennen hoe organisaties het recht op inzage in de praktijk vormgeven. Als uit de antwoorden mogelijke overtredingen blijken, kan de AP die verder onderzoeken en waar nodig handhaven.
De Autoriteit Persoonsgegevens 29 februari 2023
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (2023) heeft het jaarverslag (jaarbeeld) 2023 gepubliceerd. In het jaarbeeld beschrijft de IGJ de ontwikkelingen in het toezicht op gezondheidszorg en jeugdhulp. Specifieke aandacht wordt besteed aan de werkwijze van de IGJ bij (on)aangekondigde toezichtbezoeken.
Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd 11 maart 2024, Jaarbeeld IGJ 2023
D66 heeft eind 2023 een aangepast wetsvoorstel over ‘voltooid leven’ ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel maakt het voor ouderen vanaf 75 jaar eenvoudiger om hulp bij zelfdoding te krijgen. KNMG blijft tegen het (aangepaste) wetsvoorstel. De KNMG vreest dat de wet (zoals de geïntroduceerde leeftijdsgrens van 75 jaar) negatieve gevolgen heeft voor kwetsbare ouderen. Daarnaast is de voorgestelde verplichte rol van artsen (dat de behandelend (huis)arts aan de ‘levenseindebegeleider’ medische informatie geeft) volgens de KNMG niet mogelijk. Naast deze fundamentele bezwaren, vreest de artsenfederatie dat het wetsvoorstel de huidige euthanasiepraktijk kan ondermijnen. De KNMG heeft deze punten beschreven in een brief aan de Tweede Kamer en roept het nieuwe kabinet op om de komende kabinetsperiode intensief met de maatschappij in gesprek te gaan over kwesties rond het levenseinde.
KNMG 14 maart 2024, ‘KNMG houdt fundamentele bezwaren tegen wetsvoorstel voltooid leven D66’
Apothekersorganisatie KNMP heeft de nieuwe richtlijn Patiëntendossier (januari 2024) geautoriseerd. In die richtlijn staan aanbevelingen voor apothekers voor het inrichten van het dossier en het vastleggen van zorg- en medicatiegegevens (patiëntgegevens). De richtlijn beschrijft verder de taken en verantwoordelijkheden die de apotheker heeft bij het aanleggen, vormen en het gebruiken van het patiëntendossier. In het addendum van de richtlijn worden (toekomstige) mogelijkheden voor farmaceutische zorg – denk bijvoorbeeld aan ICT in ontwikkeling – geschetst.
KNMP 14 maart 2024, ‘Nieuwe KNMP-richtlijn Patiëntendossier geautoriseerd
Op 12 april a.s. vindt de Jaarvergadering van de Vereniging voor Gezondheidsrecht (VGR) plaats. Het thema is dit jaar ‘juridische aspecten rondom schaarste in de zorg’. Tijdens de vergadering wordt het thema schaarste vanuit verschillende invalshoeken (economisch, juridisch, ethisch) belicht. VGR biedt de aanwezigen een lunch en borrel aan.
Relevante gezondheidsrechtelijke ontwikkelingen op gebied van wet- en regelgeving en rechtspraak. Dit overzicht is opgesteld door de gezondheidsjuristen van de KNMG.
Het is mogelijk dat uitspraken opgenomen in het onderdeel rechtspraak nog niet onherroepelijk zijn en dat hier nog hoger beroep tegen in wordt gesteld.