Dossier / bijgewerkt: 22 april 2022
Een belangrijk uitgangspunt van het gezondheidsrecht is dat de patiënt toestemming geeft voor het uitvoeren van een medische behandeling. Zonder toestemming is er immers sprake van een ongeoorloofde inbreuk op de integriteit van een patiënt. Om rechtsgeldig toestemming te geven heeft de patiënt goede informatie nodig. Daarom moet een arts, alvorens toestemming te vragen, de patiënt eerst informatie geven over het voorgenomen onderzoek of de voorgestelde behandeling. De informatieplicht van de arts en het toestemmingsvereiste vormen een twee-eenheid. Dit wordt ook wel ‘informed consent’ genoemd.
Het naleven door artsen van het beginsel van ‘informed consent’ is volgens de KNMG niet alleen in juridisch opzicht van belang. Goede communicatie met de patiënt is goed voor het wederzijds vertrouwen en bevordert de therapietrouw.
‘Informed consent’ betekent in de eerste plaats dat de arts de patiënt op een begrijpelijke en zo volledig mogelijke wijze informeert over de voorgestelde behandeling. Dit is onder andere vastgelegd in de WGBO. Onder ‘behandeling’ worden alle medische verrichtingen verstaan die de arts uitvoert, inclusief onderzoek en nazorg. In de WGBO staat dat de arts op toegankelijke wijze moet bespreken en uitleggen wat de aard en het doel zijn van de behandeling, wat de diagnose en prognose zijn voor de patiënt, welke risico’s aan de behandeling verbonden zijn en welke alternatieven mogelijk zijn.
Sinds 1 januari 2020 is de informatieplicht in de WGBO aangevuld met de verplichting tijdig overleg te voeren met de patiënt, waarbij de patiënt ook wordt uitgenodigd tot het stellen van vragen. Daarnaast is de WGBO zo aangepast dat de patiënt geïnformeerd moet worden over de mogelijkheid af te zien van behandeling, over andere onderzoeken en behandelingen door andere hulpverleners, over de uitvoeringstermijn van de behandeling en de verwachte tijdsduur daarvan. Met deze aanvullingen wilde de wetgever uitdrukking geven aan het concept van gezamenlijke besluitvorming (shared decision making). Dat concept stelt de voorkeuren en waarden van de patiënt meer centraal dan het ‘klassieke model’, waarbij met name uit wordt gegaan van het advies van de hulpverlener.
Ook andere wetten bevatten informatieplichten voor de arts, bijvoorbeeld de Wkkgz. Daarin is vastgelegd dat de zorgaanbieder (in de persoon van de behandelend arts) een patiënt, als deze daarom vraagt, moet informeren over de door de zorgaanbieder aangeboden zorg, waaronder begrepen de tarieven en de kwaliteit, alsmede over de ervaringen van patiënten met die zorg. Daarnaast moet de zorgaanbieder de patiënt ook informeren over het al dan niet bestaan van een wetenschappelijk bewezen werkzaamheid van die zorg en over de wachttijd.
Pas als de patiënt toestemming daarvoor heeft gegeven, mag de arts starten met de behandeling. Deze toestemming mag ook impliciet of stilzwijgend plaatsvinden. Dit kan het geval zijn bij minder ingrijpende of een noodzakelijke verrichting in een spoedsituatie. Bij een ingrijpende, riskante of electieve behandeling moet een patiënt expliciet met de behandeling instemmen en wordt dit ook door de arts in het dossier vastgelegd.