Mijn ernstig zieke patiënt met een hoofd-halstumor wordt verzorgd door zijn zoon. De patiënt gaat cognitief steeds verder achteruit en is niet meer wilsbekwaam. Vanwege slikproblemen en te weinig vochtinname heeft hij een PEG-sonde gekregen. Hij is nu met een pneumonie voor de zoveelste maal in het ziekenhuis opgenomen.
De thuiszorg geeft aan dat zij de zorg voor deze patiënt niet meer aankunnen. Ook ik, als huisarts, kan geen adequate zorg meer bieden. Het beste zou zijn als de patiënt naar een verpleeghuis zou gaan. Maar de zoon, die als vertegenwoordiger optreedt, weigert dat. Volgens hem zou zijn vader nooit naar een verpleeghuis hebben gewild.
Het ziekenhuis wil de patiënt nu ontslaan. Dit betekent dat hij weer naar huis zou moeten. Ben ik verplicht om de beslissing van de zoon te volgen en de verantwoordelijkheid voor alle zorg op me te nemen? Of kan ik toch een verpleeghuisopname regelen?
In beginsel moet u als arts de beslissing volgen van de zoon die als vertegenwoordiger van de wilsonbekwame patiënt optreedt. Maar u hoeft dat niet te doen als dit onverenigbaar is met de ‘zorg van een goed hulpverlener’. Als u het standpunt van de vertegenwoordiger volgt, zou dit ertoe leiden dat de patiënt goede zorg wordt onthouden. Om dat te voorkomen kunt u afwegen om toch een verpleeghuisopname te regelen, ook al is dat tegen de wil van de vertegenwoordiger. U doet er goed aan om deze beslissing met collega’s te bespreken en de uitkomsten daarvan aan te tekenen in het medisch dossier van de patiënt.
Een vertegenwoordiger moet ‘de zorg van een goed vertegenwoordiger’ betrachten.1 Daarbij moet hij zich in de eerste plaats laten leiden door datgene wat de patiënt zou willen. Is dat niet bekend, dan moet hij zich laten leiden door datgene wat hij in het belang van de patiënt acht.
De arts of hulpverlener moet in principe de beslissing van de vertegenwoordiger volgen. Dit hoeft hij echter niet te doen als dat strijdig zou zijn met de ‘zorg van een goed hulpverlener’.2 Op grond daarvan heeft hij de bevoegdheid om van het oordeel van de vertegenwoordiger af te wijken. In sommige gevallen is dit zelfs zijn professionele verantwoordelijkheid als hulpverlener. Hij moet immers het belang van de patiënt dienen.
Enkele voorbeelden van situaties waarin strijdigheid bestaat met de ‘zorg van een goed hulpverlener’:
Doet een dergelijke situatie zich voor, dan mag de arts de beslissing van de vertegenwoordiger naast zich neerleggen. Als de arts handelt op eigen gezag, doet hij er goed aan om zijn beslissingen steeds intercollegiaal te bespreken en de uitkomsten daarvan aan te tekenen in het medisch dossier van de patiënt.
Toepassing op dit praktijkdilemma
Omdat de zoon een verpleeghuisopname weigert en de vader naar huis wil laten komen, creëert hij een situatie waarin zijn vader van goede zorg verstoken blijft. Daarmee handelt de zoon niet als ‘goed vertegenwoordiger’. Als u de beslissing van de vertegenwoordiger volgt, is dat mogelijk niet verenigbaar met ‘de zorg van een goed hulpverlener’. In zo’n geval moet u afwegen of u, tegen de wil van de vertegenwoordiger, een verpleeghuisopname regelt.
Het is van belang dat u aan de zoon (en eventueel andere familieleden) duidelijk maakt dat u geen adequate zorg kunt bieden als zijn vader naar huis komt. Daarnaast is het van belang dat u overlegt met de behandelaar in het ziekenhuis, die de patiënt wil ontslaan. U kunt hem vragen om de zoon ervan te overtuigen dat opname in een instelling noodzakelijk is.
Totdat een (verpleeghuis)opname is geregeld en de zorg is overgedragen, moet u de continuïteit van de zorg aan de patiënt waarborgen. Dit kunt u doen door zelf de noodzakelijke hulp te blijven verlenen of door ervoor te zorgen dat die hulp bij een andere arts beschikbaar is. Zo nodig overlegt u hierover met bijvoorbeeld de behandelaar in het ziekenhuis.
De plicht om naar vermogen noodzakelijke hulp te verlenen, betekent bijvoorbeeld dat u wel een behandeling moet geven, als die medisch noodzakelijk is en de patiënt daarvoor redelijkerwijs niet tijdig bij een andere arts terecht kan.
Uiterste maatregelen
In het uiterste geval kunt u (of de behandelaar in het ziekenhuis) besluiten om via de officier van justitie een onafhankelijke mentor te laten aanstellen.3 Die gaat dan, in plaats van de zoon, als wettelijk vertegenwoordiger oordelen over de medische beslissingen rondom de patiënt. Afstemming met Veilig Thuis behoort ook tot de mogelijkheden, als u vermoedt dat een kwetsbare oudere aan verwaarlozing dreigt te worden blootgesteld.
1 Artikel 7:465 lid 5 BW.
2 Artikel 7:465 lid 4 BW.
3 Zie: https://www.rijksoverheid.nl/wetten-en-regelingen/productbeschrijvingen/aanvragen-mentorschap