Het is door alle coronaperikelen misschien onopgemerkt gebleven, maar onlangs is de abortuswet voor de tweede keer geëvalueerd. Belangrijkste conclusie: de wet functioneert in het algemeen goed, maar een pijnpunt is -nog steeds- de wettelijke beraadtermijn van vijf dagen. Ook in de eerste evaluatie van de abortuswet is al de aanbeveling gedaan om deze verplichte bedenktijd af te schaffen. Helaas geeft de huidige, demissionaire, minister aan vast te willen houden aan de verplichte bedenktijd. “Bestaande wetgeving, en dus de vaste beraadtermijn van vijf dagen, is het uitgangspunt”, zegt hij in een reactie. Dat is jammer, want het is hoog tijd om de verplichte bedenktijd af te schaffen.
Want let wel, het gaat bij de verplichte bedenktijd niet om vijf dagen nadat de vrouw heeft ontdekt ongewenst zwanger te zijn. Nee, het is vijf dagen nadat zij daarover een eerste keer met een arts gesproken heeft. De gedachte achter deze verplichte bedenktijd is dat vrouwen in het algemeen niet voldoende zouden hebben nagedacht voordat zij tot abortus besluiten. Alsof vrouwen deze keuze achteloos zouden maken, zonder hun eigen verantwoordelijkheid in deze te beseffen. Alsof vrouwen pas goed hierover gaan nadenken vanaf het moment dat zij zich tot een arts wenden. Hiervoor bestaat geen enkele onderbouwing en ik vind deze aanname sowieso aanmatigend.
Volgens voorstanders van de verplichte bedenktijd kan deze voorkómen dat vrouwen ondoordacht het onomkeerbare besluit tot abortus nemen. Maar er is geen onderbouwing voor de stelling dat door een dergelijke bedenktijd vrouwen tot een ander besluit zouden komen en er dus minder abortussen zouden plaatsvinden. Zekerheid dat de bedenktijd zorgt voor minder ‘betreurde besluiten’, zoals voorstanders zeggen, zijn er dan ook niet. Bovendien gaan gebruikers van dit argument er aan voorbij dat het uitdragen van de zwangerschap ook onomkeerbaar is en achteraf kan worden betreurd.
Het enkele feit dat vrouwen sneller of langzamer besluiten tot abortus zegt ook weinig over de zwaarte of licht(zinnig)heid van dat besluit. De ene vrouw zal een abortus ervaren als ‘een kras op haar bestaan’ en toch weten dat dit voor haar de enige goede beslissing is: het juiste besluit is niet per se het makkelijkste besluit. Was het maar zo simpel in het leven. Een andere vrouw zal haar beslissing tot abortus minder zwaar vinden. Ook dit zegt niks over het goed of fout of (on)bezonnen zijn van dat besluit.
De verplichte bedenktijd is ook moeilijk te rijmen met de opvatting over de morele status van het embryo, die aan onze wetgeving ten grondslag ligt: er wordt uitgegaan van een relatieve beschermwaardigheid van het embryo, wat inhoudt dat de beschermwaardigheid toeneemt naarmate dit zich verder ontwikkelt. Tegen deze achtergrond is het verplichte uitstel van abortus moeilijk te begrijpen en zelfs cynisch te noemen.
Deze verplichte bedenktijd kan wel een extra en onnodige emotionele belasting voor vrouwen met zich meebrengen. Deze dwingt de vrouw er immers toe om het embryo zich minstens vijf dagen langer in haar lijf te laten ontwikkelen, wetende dat zij de zwangerschap alsnog op dag zes of later zal laten afbreken.
Vrouwen zijn doorgaans prima zelf in staat een weloverwogen besluit tot abortus of voortzetting van de zwangerschap te nemen. Zij kunnen daarbij verschillende behoeften hebben qua tijd en ondersteuning, bijvoorbeeld door een arts. Hoe dan ook is het onjuist dat de politiek hieraan dwingende eisen stelt, want deze afweging behoort bij uitstek tot het terrein van de spreekkamer.
Als de politiek werkelijk iets wil doen aan het aantal abortussen, is het zinvoller het belangrijkste probleem aan te pakken: falende of te lastige toegang tot anticonceptie. Het recente besluit van de Tweede Kamer om anticonceptie weer vanuit het basispakket te vergoeden, is wat mij betreft een goed startpunt daartoe.
Dr. mr. Antina de Jong, adviseur gezondheidsrecht en medische ethiek
Ben je arts en wil je reageren op dit artikel, stuur dan een mail naar communicatie@fed.knmg.nl