‘Het zorgsysteem is moreel failliet’, kopte de Volkskrant een paar weken geleden boven een interview met gepensioneerd radioloog, de heer Reekers. Die schetste bepaald geen fraai beeld van de medisch specialistische praktijk. Natuurlijk, het is de observatie van één arts en er kwamen dan ook direct reacties van collega-artsen die zeiden zich in dit beeld niet te herkennen. Desalniettemin, het is een signaal. En ook al zou maar de helft van het verhaal ‘waar’ zijn, voor zover ‘de waarheid’ bestaat, dan is het toch een tamelijk ontluisterend beeld dat oprijst. Wat mij betreft om twee redenen.
Ten eerste vertelt de arts dat hij niet de moed had dit verhaal te berde te brengen ten tijde van zijn actieve loopbaan als arts. Te onveilig: het zou een ongewenst geluid zijn en hij vreesde de consequenties voor zichzelf. Je kunt dit te gemakkelijk of laf vinden, dit is wat het is. Zijn beschrijving van de medisch specialistische praktijk is die van een gesloten bolwerk, waarin strakke mores heersen waarbuiten men niet mag treden zonder daarvan nadelige gevolgen te ondervinden. Hij nam daarbij de beladen term ‘omerta’ in de mond, tevens titel van zijn boek.
In zekere zin leven wij allemaal in onze eigen bubbels, met gelijkgestemden en eigen mores. Op zichzelf is daar niet veel mis mee, tenzij hierdoor geen reflectie op het eigen en andermens’ denken en handelen (meer) geduld wordt. In de bekende film ‘The Wolf of Wall Street’ is te zien hoe personen binnen de eigen bubbel totaal kunnen ontsporen. Misschien was dat een uitwas, maar iets daarvan ontstaat als men de eigen wereld als een gegeven ziet en de gewoontes daarbinnen als vanzelfsprekend aanvaardt. Vooral als je je in een gesloten groep bevindt, is het belangrijk je eigen tegenspraak te creëren en reflectie en kritiek van binnen én van buiten de groep te verwelkomen.
Het zou, dat is mijn tweede punt, van moed getuigen als artsen met elkaar open en kritisch het gesprek aan (durven) gaan over de omgang met elkaar en over welke (be)handelingen in zwang zijn, die je eigenlijk net zo goed of zelfs beter kunt laten. Het is geen geheim dat er in de zorg (be)handelingen worden uitgevoerd waarvan je je kunt afvragen of die noodzakelijk, nuttig, en efficiënt zijn. Het initiatief Dappere Dokters heeft deze handschoen al opgepakt, naast de eerdere inspanningen van specialisten om zogenoemde ‘afvinklijstjes’ te reduceren. Daarbij verdient ook de financiële prikkel die mogelijk tot overbehandeling aanzet, aandacht. Acht jaar geleden al heeft de KNMG in het rapport Niet alles wat kan, hoeft (2015) beschreven hoe onder meer financiële prikkels artsen en ziekenhuizen stimuleren om ‘behandelproductie’ te draaien: niets doen loont niet. Ook vertrekkend directeur van de Patiëntenfederatie Nederland, Dianda Veldman, wees recent op de fnuikende werking daarvan.
Helemaal in deze tijd waarin de zorgvraag ons vermogen ver te boven gaat moeten de prikkels die in ons zorgstelsel leiden tot meer en meer zorgproductie, kritisch onder de loep worden genomen. En ook de mores van artsen zelf. Recent sprak ik, naar aanleiding van het door het CEG gepubliceerde ‘Code rood’, met een anesthesioloog en vroeg hem of hij wel eens een patiënt op de OK-tafel aantrof van wie hij dacht: “Serieus, gaan we bij déze patiënt déze ingreep nog uitvoeren?” “Regelmatig”, was het antwoord, “maar ja, dat is niet míjn beslissing”. Dat vond en vind ik te gemakkelijk. Het is volgens mij wel degelijk een gezamenlijke verantwoordelijkheid van artsen om te blijven reflecteren op wat verantwoorde, passende zorg is. “Maar”, hoor ik u zeggen “dit is wat patiënten vragen en willen. Zij accepteren het niet als ik nee zeg.” Inderdaad, ook dát is een aspect dat aandacht verdient. Patiënten moeten leren accepteren dat ze soms ‘nee’ op een zorgvraag krijgen, omdat dat medisch en maatschappelijk gezien het beste alternatief is. En artsen moeten geruggesteund worden om ‘nee’ zeggen, zowel door de eigen beroepsgroep, de politiek áls de maatschappij, die inzien dat laten soms de best te verantwoorden optie is, dat gezondheid, leven en sterven niet maakbaar zijn én dat de bomen niet tot in de hemel groeien.
Openlijke bijval uit eigen kring kreeg Reekers nauwelijks. Wat mij betreft een gemiste kans. Het zou toe te juichen zijn als artsen zijn geluid aangrijpen om hand in eigen boezem te steken en dit noodzakelijke gesprek gaan voeren voordat de omstandigheden en anderen hen tot onontkoombare keuzes dwingen die ze liever hadden voorkómen.
Dr. mr. Antina de Jong, adviseur gezondheidsrecht en medische ethiek, KNMG
Ben je arts en wil je reageren op dit artikel, stuur dan een mail naar communicatie@fed.knmg.nl