Dossier / bijgewerkt: 30 juli 2024
Het klachtrecht biedt patiënten de mogelijkheid om op een laagdrempelige wijze een oordeel over hun klacht te krijgen. Doel van het klachtrecht is om zo de onvrede weg te nemen en de vertrouwensrelatie tussen behandelaar en patiënt te bewaren of herstellen. Het klachtrecht heeft ook tot doel een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van zorg.
Met de wet kwaliteit, klachten en geschillen in de zorg (Wkkgz) is het klachtrecht met ingang van 2016 herzien. De Wkkgz regelt twee belangrijke onderwerpen: kwaliteit en klachtrecht. De wet vervangt ten dele bestaande wetgeving, maar bevat ook nieuwe bepalingen en verplichtingen.
Klachtafhandeling moet gericht zijn op bemiddeling: een klachtenfunctionaris is daarom voor alle zorgaanbieders verplicht. Zorgaanbieders moeten binnen zes weken een oordeel geven over een klacht. Een klachtencommissie mag, maar is niet meer verplicht. Lukt de bemiddeling niet of is de patiënt niet tevreden met het oordeel van de zorgaanbieder, dan is sprake van een geschil. De patiënt kan een geschil voorleggen aan de onafhankelijke, wettelijk erkende geschilleninstantie waar de zorgaanbieder zich (ook verplicht) aan heeft verbonden. De geschilleninstantie geeft een bindend oordeel over het geschil binnen zes maanden en kan een schadevergoeding toekennen van 25.000 euro. Zorgaanbieders moeten vanaf 2018 met patiëntenorganisaties een nieuwe klachten- en geschillenregeling zijn overeenkomen.
De Wkkgz verplicht zorgaanbieders om ‘goede zorg’ te bieden: zorg die veilig, doeltreffend, doelmatig, cliëntgericht en op de reële behoefte van de patiënt is afgestemd. De meeste verplichtingen uit de Wkkgz worden opgelegd aan zorgaanbieders. Hiertoe behoren instellingen en solistisch werkende artsen. Ook aanbieders van cosmetische zorg en alternatieve geneeswijzen vallen onder de wet.
Er is een klacht tegen mij ingediend bij de tuchtrechter. Hoe werkt het tuchtrecht precies, wat kan ik doen en wat kan ik verwachten?
Deel informatie met werkgever en collega’s
Een tuchtklacht is voor een arts buitengewoon belastend. Daarom is het eerste advies om een tuchtklacht niet voor uzelf te houden, maar te delen met uw eventuele werkgever en collega’s. Het is van belang dat zij weten wat er speelt, zodat zij u kunnen steunen. Op grond van uw toelatings- en arbeidsovereenkomst bent u vaak ook verplicht om uw leidinggevende of directie te informeren.
Vraag hulp bij het voeren van de procedure
Het is belangrijk dat u juridische bijstand vraagt. Zorginstellingen kunnen die bijstand vaak verlenen, bijvoorbeeld via hun jurist of verzekeraar. Rechtsbijstandsverzekeraars willen vaak van het begin af aan betrokken zijn bij de ondersteuning van uw procedure. Dit geldt ook als u een beroep wilt doen op uw persoonlijke rechtsbijstandsverzekeraar. In de KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens vindt u informatie over het gebruik van medische gegevens in de tuchtprocedure.
Wees op de hoogte van het verloop van de procedure
Het verloop van een tuchtrechtelijke procedure verschilt per klacht. U ontvangt van het regionaal tuchtcollege op uw werk- of woonadres een brief met daarbij het klaagschrift. In de brief staat wat er van u wordt verwacht. Op de website van de tuchtcolleges vindt u de informatiefolder ‘Klachten over uw zorg’ met een zeer uitgebreide uitleg over het verloop van de procedure.
Tuchtrecht
Het tuchtrecht voor de gezondheidszorg is geregeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). Dit tuchtrecht is van toepassing op individuele zorgverleners die staan ingeschreven in het BIG-register; artsen, tandartsen, apothekers, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, orthopedagoog-generalisten, fysiotherapeuten, klinisch technologen, verloskundigen, verpleegkundigen en physician assistants.
Klagers kunnen een klacht indienen bij een van de Regionale Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg (RTG). Zij kunnen hierbij worden ondersteund door een tuchtklachtfunctionaris. De volgende personen of instanties zijn volgens de wet BIG bevoegd om te klagen:
de rechtstreeks belanghebbende (vaak de patiënt zelf, of diens nabestaanden);
degene die aan de beklaagde zorgverlener een opdracht heeft verstrekt;
de werkgever of het bestuur van een instelling waar de beklaagde zorgverlener werkzaam is;
de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ).
Het RTG toetst de klacht aan twee ‘tuchtnormen’ uit de Wet BIG:
De eerste tuchtnorm1 betreft het handelen of nalaten in strijd met de zorg die de beroepsbeoefenaar behoort te verlenen. Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld het stellen van een verkeerde of te late diagnose, het onvoldoende informeren van de patiënt over de behandeling, het voorschrijven van verkeerde medicijnen of het schenden van het beroepsgeheim. De beroepsbeoefenaar moet niet alleen zorgvuldig handelen ten opzichte van de patiënt, maar ook ten opzichte van diens familie.
De tweede tuchtnorm2 omvat ‘enig ander handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt’. Hieronder kunnen diverse zaken vallen waaronder verzekeringsfraude, het niet toelaten van een collega tot een waarneemregeling of onjuist optreden in de media.
Aan de hand van deze tuchtnormen bepaalt de tuchtrechter of het tuchtrecht van toepassing is en of de klacht gegrond is. Als het RTG de klacht gegrond verklaart, kan het verschillende maatregelen opleggen:
waarschuwing;
berisping;
geldboete van ten hoogste 4.500 euro;
(voorwaardelijke) schorsing van de inschrijving in het BIG-register voor maximaal 1 jaar;
gedeeltelijke ontzegging om het beroep uit te oefenen;
doorhaling in het BIG-register;
Bij een doorhaling kan het tuchtcollege ook een beroepsverbod opleggen, als ‘gedragingen van de beroepsbeoefenaar een gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid van personen’. In dat geval mag de beroepsbeoefenaar op geen enkele wijze meer werkzaam zijn binnen de individuele gezondheidszorg.
Het RTG kan een klacht ook gegrond verklaren zonder een maatregel op te leggen. Bijvoorbeeld als de ernst van het handelen of nalaten beperkt is.
Alle beroepsbeperkende maatregelen worden standaard gepubliceerd. Dit geldt voor een (voorwaardelijke) schorsing van de inschrijving in het BIG-register, een gedeeltelijke ontzegging om het beroep uit te oefenen en een doorhaling in het BIG-register. Deze openbaarmaking vindt plaats via een aantekening in het BIG-register, een publicatie in de Staatscourant en in een of meer lokale dag- of weekbladen, en plaatsing op een lijst op de website van het BIG-register. Daarbij wordt de naam van de beroepsbeoefenaar vermeld en ook de maatregel en de aard van het ‘vergrijp’.
Als het nodig is voor het belang van de individuele gezondheidszorg, kan het tuchtcollege ook besluiten om een berisping of geldboete openbaar te maken.
Veel beslissingen van de tuchtcolleges staan geanonimiseerd op tuchtrecht.overheid.nl.
Het griffierecht voor klagers bedraagt 50 euro. De kosten voor juridische ondersteuning en eventueel voor het oproepen van getuigen en deskundigen, zijn in eerste instantie voor rekening van de partijen. Als de klacht gegrond wordt verklaard, kan het tuchtcollege bepalen dat de aangeklaagde arts ook de kosten van het geding moet betalen die de klager heeft moeten maken.
Duur van de procedure
Een procedure bij het RTG duurt gemiddeld zeven maanden.
Er kan hoger beroep tegen een beslissing van het Regionaal Tuchtcollege worden aangetekend bij het Centraal Tuchtcollege (CTG). De aangeklaagde zorgverlener en de IGJ zijn altijd bevoegd om in hoger beroep te gaan. De klager kan dit alleen doen als de klacht niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. De klager kan geen hoger beroep instellen tegen de zwaarte van de maatregel. Het griffierecht voor het instellen van hoger beroep bedraagt 50 euro. De procedure bij het CTG duurt gemiddeld negen maanden.
1 Artikel 47 lid 1 onder a Wet BIG.
2 Artikel 47 lid 1 onder b Wet BIG.