Dossier / bijgewerkt: 10 juni 2020
Kwalitatief goede, toegankelijke en betaalbare zorg vormt een grondrecht. Burgers moeten daarop kunnen vertrouwen. Dit legt veel druk op hulpverleners om te voldoen aan allerlei eisen zoals het continu streven naar kwaliteitsverbetering en deskundigheid, verantwoordelijkheid nemen, transparantie en toetsbaarheid.
Medische professionaliteit vereist dat artsen hun verantwoordelijkheid voor kwalitatief goede zorg nemen, verantwoordelijkheden delen met andere hulpverleners én verantwoording afleggen over hun handelen. Hiermee 'verdienen' artsen hun professionele autonomie, ofwel de ruimte om op basis van wetenschappelijke inzichten en praktijkervaringen naar beste kunnen de individuele patiënt de beste zorg te leveren.
Het Manifest Medische professionaliteit geeft antwoord op de vraag wat de actuele strekking is van ‘medisch professionele autonomie’, voor artsen én voor de samenleving. Het bevat een helder en ondubbelzinnig signaal: burgers moeten in de gezondheidszorg terecht kunnen zonder angst dat andere overwegingen dan alleen hun gezondheidsbelang doorslaggevend zijn. Zij moeten erop kunnen vertrouwen dat de arts hun individuele gezondheidsbelang voorop stelt. Het Manifest is onderdeel van de professionele standaard van de arts en is deels overgenomen in het KNMG Kwaliteitskader (2012). Dit omvat daarnaast andere onderwerpen, zoals deskundigheidsbevordering, veilig melden en het opstellen van richtlijnen.
Tijdens mijn dienst op de huisartsenpost zag ik een patiëntje van drie jaar. Omdat ik geen goede diagnose kon stellen, belde ik de dienstdoende kinderarts in het ziekenhuis voor advies. Nadat ik had verteld welke symptomen het patiëntje had, gaf hij aan wat naar zijn mening de diagnose was. Ik heb de behandeling vervolgens mede op basis van zijn advies ingezet.
Maar stel dat de kinderarts een verkeerd advies heeft gegeven, ben ik dan verantwoordelijk voor de gevolgen daarvan? Of valt dat onder de verantwoordelijkheid van de kinderarts? En mag ik – gezien het beroepsgeheim – eigenlijk wel overleggen met een collega?
Bij een collegiaal advies dragen beide artsen een verantwoordelijkheid. De behandelend arts is verantwoordelijk voor de behandeling van de patiënt. De arts die geconsulteerd wordt, is verantwoordelijk voor de inhoud van het advies. Het consulteren van een vakgenoot in het kader van een behandeling valt doorgaans niet onder het beroepsgeheim.
Verantwoordelijkheden van de behandelend arts
De behandelend arts is degene die met de patiënt een behandelingsovereenkomst is aangegaan. Daarom is hij verantwoordelijk voor de behandeling van de patiënt. Bij de uitvoering daarvan kan hij het advies van een collega betrekken. De behandelend arts moet dan nagaan of hij in de gegeven situatie kan volstaan met dit (telefonisch) advies of dat er meer nodig is.
Een dergelijk consult is per definitie beperkt omdat de geconsulteerde arts bijvoorbeeld geen lichamelijk onderzoek kan doen. Bovendien is het advies louter gebaseerd op de informatie die de behandelend arts verstrekt. De behandelaar moet het advies dan ook kritisch wegen en interpreteren, voordat hij zijn behandelbeleid daarop vaststelt. Overwegingen daarbij kunnen zijn wat de ernst van de klachten is en wat de ernst van de gevolgen is bij een mogelijk onjuiste diagnose.
Het is de expliciete verantwoordelijkheid van de behandelend arts om te beoordelen of hij kan volstaan met het advies van zijn collega. Kan dat niet, dan moet hij de patiënt verwijzen of zijn collega als medebehandelaar inschakelen. De behandelend arts noteert in het dossier aan welke arts hij advies heeft gevraagd, en zo nodig wat dat advies inhield.
Verantwoordelijkheden van de geconsulteerde arts
De geconsulteerde arts is verantwoordelijk voor de inhoud van zijn advies. De geconsulteerde arts moet zich realiseren dat hij het advies alleen kan baseren op de informatie die hij heeft gekregen van de behandelend arts. Daardoor is het advies per definitie beperkt en is terughoudendheid geboden bij het stellen van een diagnose.
De geconsulteerde arts moet zich realiseren dat het niet in alle gevallen verantwoord is om zonder eigen lichamelijk onderzoek advies te geven of een diagnose te stellen. Bij twijfel moet hij adviseren om de patiënt voor nader onderzoek te verwijzen.
Beroepsgeheim
Het beroepsgeheim geldt niet tussen hulpverleners die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van een behandelingsovereenkomst1. Onder rechtstreeks betrokkenen kan ook een collega-vakgenoot vallen, aan wie advies wordt gevraagd in het kader van de behandeling. De geconsulteerde arts kan dus worden beschouwd als ‘rechtstreeks betrokken hulpverlener’.
Dit betekent dat de behandelend arts het beroepsgeheim niet schendt als hij met een collega-arts overlegt. Voorwaarde is wel dat hij alleen die informatie verstrekt die voor de collega-arts in het kader van de behandeling noodzakelijk is. Het ligt overigens voor de hand dat de behandelend arts aan de patiënt (of diens vertegenwoordiger) vertelt dat hij een collega zal raadplegen.
1 Artikel 7:457 lid 2 BW.