Dossier / bijgewerkt: 30 juni 2022
Steeds vaker zijn diverse zorgverleners betrokken bij de zorgverlening aan en de behandeling van een cliënt. Een goede samenwerking voorkomt dan problemen en misverstanden. Belangrijke randvoorwaarden zijn een duidelijke taak- en verantwoordelijkheidsverdeling, goede onderlinge communicatie en afstemming over werkzaamheden en informatie.
De KNMG heeft deze randvoorwaarden geëxpliciteerd in de Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg (PDF). Deze handreiking vervangt de handreiking uit 2010. Bij de handreiking is ook een korte checklist beschikbaar.
De aandachtspunten bij samenwerking in de zorg uit de oorspronkelijke versie staan inhoudelijk nog fier overeind. Om de samenhang van de tekst te bevorderen is de volgorde van de aandachtspunten gewijzigd. Ook is de tekst van de handreiking aangepast aan de stand van de wetgeving en jurisprudentie.
In januari 2021 heeft het Centraal Tuchtcollege in een uitspraak de lijn van de jurisprudentie over de verantwoordelijkheden van zorgverleners bij samenwerking in de zorgverlening aan één cliënt aangepast. Het Centraal Tuchtcollege spreekt niet langer over ’hoofdbehandelaar’, maar over ‘regiebehandelaar’. Reden hiervoor is de toegenomen complexiteit van zorg, die soms door zorgverleners van verschillende instellingen wordt verleend. De uitgangspunten van deze uitspraak zijn in deze herziene Handreiking verwerkt.
Hiermee wil de KNMG:
De handreiking bevat twaalf aanbevelingenvoor samenwerking in de zorg. De aanbevelingen moeten per sector van de gezondheidszorg worden uitgewerkt, verfijnd en geïmplementeerd. De KNMG biedt een platform voor de vele organisaties die de Handreiking onderschrijven om hieraan te werken en ervaringen uit te wisselen.
De ‘Handreiking Verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg’ wordt onderschreven door de KNMG, de brancheverenigingen Actiz, de Nederlandse GGZ, InEen, GGD GHOR Nederland, NFU en NVZ en de beroepsverenigingen NVAVG, KNGF, KNMP, KNMT, KNOV, NAPA, NIP, NVGzP, NVvTG, V&VN en NVBMH en door Patiëntenfederatie Nederland.
Een regiebehandelaar bewaakt de continuïteit en samenhang van de zorgverlening en zorgt dat waar nodig een aanpassing van de gezamenlijke behandeling in gang wordt gezet. Hij/zij zorgt voor voldoende overleg en afstemming tussen betrokken zorgverleners en ziet er op toe dat er één vast aanspreekpunt is voor de cliënt.
Als de aard of complexiteit van de behandeling dat nodig maakt, zorgen de betrokken zorgverleners er samen voor dat één van hen wordt aangewezen als regiebehandelaar.
De regiebehandelaar is niet noodzakelijkerwijs een arts, al zal dat vaak wel het geval zijn. Afhankelijk van de omstandigheden en de zorgsector kan ook een zorgverlener van een andere beroepsgroep, bijvoorbeeld een gezondheidszorgpsycholoog, een physician-assistant, een verpleegkundig specialist danwel verpleegkundige of een andere zorgverlener de rol van regiebehandelaar vervullen. Afhankelijk van de aard en/of de mate van complexiteit van de te verlenen zorg, is denkbaar in uitzonderingssituaties ook een niet BIG-geregistreerd zorgverlener als regiebehandelaar aan te wijzen. Deze dient uiteraard altijd te beschikken over de vereiste bekwaamheid voor zijn taak en is – waar eventuele BIG-geregistreerde partners uit de samenwerking wel aanspreekbaar zijn op hun verantwoordelijkheden – niet via het wettelijk tuchtrecht aanspreekbaar op zijn handelen als regiebehandelaar. Het gaat er echter vooral om dat de aangewezen zorgverlener over de juiste bekwaamheid beschikt om in de specifieke context van de samenwerking de regierol te vervullen. In sommige sectoren kunnen eisen worden gesteld aan de rol van de regiebehandelaar in regelgeving of sectorale richtlijnen, zoals een handreiking of een kwaliteitsstatuut.
Deze handreiking gaat over de verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg. Samenwerking kan intern of extern zijn, of een mengvorm daarvan. Van interne samenwerking is sprake als de betrokken zorgverleners binnen dezelfde instelling werken. Van externe samenwerking is sprake als de zorgverleners werkzaam zijn bij verschillende instellingen of zorgaanbieders. Een voorbeeld van externe samenwerking is netwerkzorg, waarbij cliënten thuis zorg krijgen van verschillende zorgaanbieders en hulpverleners.
Deze handreiking is niet alleen bedoeld voor situaties waarin zorgverleners samenwerken, bijvoorbeeld in een juridisch vastgelegd samenwerkingsverband. De handreiking kan ook van toepassing zijn op situaties waarin zorgverleners op het punt staan te gaan samenwerken voor een individuele cliënt.
Deze handreiking bevat een lijst met aandachtspunten, waar zorgverleners uit alle sectoren bij elke vorm van samenwerking alert op moeten zijn. Hoever zij moeten gaan in de naleving van de aandachtspunten, hangt af van de situatie. Immers, niet alle situaties van samenwerking in de zorg zijn even complex of problematisch. In het ene geval kan een gebrekkige samenwerking veel schadelijkere gevolgen hebben voor de cliënt dan in het andere geval. Naarmate die gevolgen schadelijker kunnen zijn, is het naleven van de aandachtspunten in deze handreiking van groter belang. We raden beroepsorganisaties, instellingen en zorgverleners daarom aan om aan de hand van een risicoanalyse per context te bepalen welke ‘maatvoering’ bij de toepassing van de in deze handreiking genoemde aandachtspunten nodig is. De lijst van aandachtspunten in deze handreiking kan daarbij dienen als uitgangspunt en als checklist bij het maken van afspraken voor specifieke situaties van samenwerking. De aandachtspunten in deze handreiking zijn mede gebaseerd op de bestaande regelgeving en (tuchtrechtelijke) jurisprudentie. De verwachting is dan ook dat de aandachtspunten van deze handreiking in rechtspraak en in het toezicht door de IGJ op zorgaanbieders van belang zijn.
De oorspronkelijke versie van deze handreiking dateert uit 2010. Bij deze herziening hebben we geconstateerd dat de aandachtspunten uit 2010 inhoudelijk nog fier overeind staan. Deze hebben we dan ook gehandhaafd. Wel hebben we ervoor gekozen om de volgorde van de aandachtspunten te wijzigen, zodat er meer samenhang in zit.
Ook hebben we de tekst van de handreiking aangepast aan de stand van de wetgeving en jurisprudentie anno 2021. In januari 2021 heeft het Centraal Tuchtcollege in een uitspraak de lijn van de jurisprudentie over de verantwoordelijkheden van zorgverleners bij samenwerking in de zorgverlening aan één patiënt aangepast. Het Centraal Tuchtcollege spreekt niet langer over “hoofdbehandelaar”, maar over “regiebehandelaar”. Reden hiervoor is de toegenomen complexiteit van zorg, die soms door zorgverleners van verschillende instellingen wordt verleend. De uitgangspunten van deze uitspraak hebben we in de herziene Handreiking verwerkt. Met name de tekst van aandachtspunt 2 en de toelichting daarop hebben we hierop aangepast. Het accent ligt hierbij meer op het beleggen van de verantwoordelijkheid voor de regie van de zorg en het aanwijzen van een vast aanspreekpunt voor de cliënt, dan op het aanwijzen van een zorgverlener die inhoudelijk eindverantwoordelijk is.
Daarnaast had de oorspronkelijke handreiking een apart aandachtspunt over cliëntparticipatie. In deze herziene versie hebben we de inhoud daarvan ondergebracht bij de aandachtspunten over het zorg- en behandelplan (aandachtspunt 3) en het waarborgen van cliëntenrechten (aandachtspunt 6). De reden daarvan is dat cliëntparticipatie en het belang van het betrekken van cliënten bij behandelprocessen inmiddels ook in de wetgeving zijn verankerd. Het totale aantal aandachtspunten is daarmee teruggebracht tot twaalf.
In 2021 heeft het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in een uitspraak vastgesteld dat de toegenomen complexiteit van zorg een meer flexibele regeling bij samenwerking nodig maakt, waarbij als uitgangspunt geldt dat alle betrokken zorgverleners hun eigen professionele verantwoordelijkheid houden. Alleen als de aard of complexiteit van de behandeling dat nodig maakt, zorgen de betrokken zorgverleners er voor dat één van hen wordt aangewezen als regiebehandelaar. Deze uitgangspunten, én de taken van de regiebehandelaar zoals door het CTG benoemd, zijn in deze handreiking opgenomen.
Nee, we spreken niet meer van eindverantwoordelijkheid. Vooral in gevallen waarin verschillende zorgverleners gelijktijdig betrokken zijn bij de behandeling van de cliënt, moet wel duidelijk zijn wie van hen inhoudelijk verantwoordelijk is voor welke onderdelen van de behandeling.
Uitgangspunt bij de zorgverlening is dat iedere zorgverlener een eigen professionele verantwoordelijkheid draagt voor het eigen (medisch) handelen. De deskundigheidsgebieden en competenties van de zorgverlener zijn daarbij leidend. Maar als zorgverleners samenwerken in de zorg voor een specifieke cliënt, is het van belang dat één van hen overzicht houdt over het geheel. Daarom kan het – indien aard of complexiteit van de zorgverlening dat nodig maken - van belang zijn een regiebehandelaar aan te wijzen. Inhoudelijke professionele verantwoordelijkheid berust echter bij ieder van de zorgverleners afzonderlijk. Wel kan er in sommige situaties sprake van zijn dat een zorgverlener een bepaalde mate van medeverantwoordelijkheid voor het inhoudelijk handelen van een andere betrokken zorgverlener heeft. Dit is bijvoorbeeld het geval als sprake is van een opleidingssituatie. In een opleidingssituatie draagt de opleider of supervisor van een zorgverlener-in-opleiding medeverantwoordelijkheid voor de inhoudelijk door de zorgverlener-in-opleiding verleende zorg.1 Het zwaartepunt van de inhoudelijke verantwoordelijkheid verschuift gedurende de opleiding: aan het begin van de opleiding berust de inhoudelijke verantwoordelijkheid grotendeels bij de opleider/supervisor en naarmate de zorgverlener-in-opleiding meer ervaren wordt krijgt deze steeds meer eigen inhoudelijke verantwoordelijkheid.
In alle gevallen is het van belang dat de verschillende zorgverleners die ieder een eigen inhoudelijke verantwoordelijkheid hebben richting de cliënt, samen afstemmen over de inhoud en regie van de behandeling. Wanneer de aard van de zorgverlening dat vraagt en afhankelijk van de verschillende deskundigheden, kan de mate van de eigen inhoudelijke verantwoordelijkheid van de betrokken zorgverleners verschillen. De samenwerkende zorgverleners zorgen er voor dat het aan de cliënt of diens vertegenwoordiger(s) duidelijk is, wie voor welk deel van de behandeling professionele verantwoordelijkheid draagt.
1 Zie bijvoorbeeld CTG 6 juni 2013, ECLI:NL:TGZCTG: 2013:YG 2967