Dossier / bijgewerkt: 7 februari 2022
De Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd) verving per 1 januari 2020 de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) voor mensen met een psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke beperking of een daarmee gelijkgestelde aandoening. De wetgever heeft ervoor gekozen om een aparte wet te maken voor het (gedwongen) opnemen van en het verlenen van gedwongen zorg aan cliënten met psychogeriatrische problematiek en/of een verstandelijke beperking. Achterliggende gedachte was onder meer dat de Wet Bopz onvoldoende aansloot op de zorgverlening aan deze cliënten.
De Wzd is van toepassing op cliënten
die vanwege een psychogeriatrische aandoening en/of een verstandelijke beperking op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) een indicatiebesluit van het CIZ hebben ontvangen of
van wie uit een verklaring van een ter zake deskundige arts blijkt dat zij in verband met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking zijn aangewezen op zorg op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015), de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Jeugdwet ondersteuning/zorg krijgen (artikel 1 lid 1 sub c Wzd).
met een gelijkgestelde ziekte of aandoening. Op dit moment zijn het syndroom van Korsakov, de ziekte van Huntington en niet-aangeboren hersenletsel aangewezen als gelijkgestelde aandoening. Dit betekent dat personen met deze aandoeningen als cliënt in de zin van de Wzd kunnen worden aangemerkt, mits voldaan wordt aan bepaalde voorwaarden, zie vraag 7 in de Vragen en antwoorden.
Ook forensische patiënten die in een Wzd-accommodatie verblijven, vallen vanaf het moment van opname onder de Wzd.
De Wzd beoogt de procedures ter voorbereiding, besluitvorming, uitvoering en beëindiging van ‘onvrijwillige zorg’ en de (gedwongen) opname van genoemde cliënten te regelen en hun de rechtspositie te versterken.
De uitgangspunten van de Wzd verschillen van die van de Wet Bopz. De Wzd is gebaseerd op het uitgangspunt ‘nee, tenzij’. Dat wil zeggen dat de zorgverlening aan cliënten zoveel mogelijk op vrijwillige basis moet plaatsvinden. Onvrijwillige zorg wordt alleen toegepast als het niet anders kan. Bovendien kan onvrijwillige zorg ook ambulant worden gegeven. Net als de Wvggz is de Wzd dus ‘persoonsvolgend’ in plaats van ‘locatie-gebonden’. Een belangrijk verschil met de Wvggz is, dat onvrijwillige zorg in de Wzd kan worden toegepast zonder voorafgaande goedkeuring van een rechter.
De Wzd kent een groot aantal actoren betrokken bij de uitvoering van onvrijwillige zorg. Het gaat om de:
(wettelijk) vertegenwoordiger van de cliënt;
cliëntenvertrouwenspersoon (cvp);
zorgverantwoordelijke;
behandelend arts;
Wzd-functionaris;
zorgaanbieder;
deskundige van een andere discipline dan de zorgverantwoordelijke;
niet bij de zorg aan de cliënt betrokken deskundige;
(externe) onafhankelijke deskundige;
Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ);
politie;
burgemeester;
rechter;
klachtencommissie en de
Inspectie Gezondheid en Jeugd (IGJ).
Op grond van de Wzd moet er voor elke cliënt die binnen de hierboven beschreven reikwijdte van de wet valt, een zorgverantwoordelijke worden aangewezen die een zorgplan opstelt. Dit geldt ook voor cliënten waarbij onvrijwillige zorg of een gedwongen opname geen rol speelt.
De Wzd regelt dat cliënten onder bepaalde omstandigheden ‘onvrijwillige zorg’ kunnen krijgen. Onvrijwillige zorg wordt omschreven als ‘zorg waartegen de cliënt of zijn vertegenwoordiger zich verzet’. Daarbij maakt het niet uit of de cliënt wilsbekwaam is of niet. Onvrijwillige zorg moet in het zorgplan worden opgenomen. In situaties waarin er nog geen zorgplan is of waarin het zorgplan niet voorziet, kan ook onvrijwillige zorg worden verleend maar gelden extra voorwaarden. De onvrijwillige zorg mag dan bijvoorbeeld niet langer duren dan maximaal twee weken.
Onvrijwillige zorg kan bestaan uit een of meerdere van de volgende vorm(en) van zorg:
Toedienen van voeding, vocht of medicatie, medische handelingen en therapeutische maatregelen ter behandeling van een ter behandeling van een psychogeriatrische aandoening, verstandelijke handicap, een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie hiervan, danwel, vanwege die aandoening, handicap of stoornis, ter behandeling van een somatische stoornis;
Beperken van de bewegingsvrijheid;
Insluiten;
Uitoefenen van toezicht op betrokkene;
Onderzoek aan kleding of lichaam;
Onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
Controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
Beperkingen in de vrijheid van de cliënt om zijn eigen leven in te richten;
Beperkingen van het recht op het ontvangen van bezoek.
Onvrijwillige zorg kan dus ook bestaan uit het verrichten van medische handelingen of therapeutische maatregelen ter behandeling van een somatische aandoening. Maar alleen wanneer die aandoening verband houdt met de psychogeriatrische aandoening, verstandelijke handicap of daarmee gepaard gaande stoornis. Zie ook de factsheet Wet zorg en dwang en Wgbo van VWS.
De Wzd kent, net als de Wvggz, een nadeelcriterium in plaats van een gevaarcriterium. Onvrijwillige zorg mag alleen worden ingezet als ultimum remedium en alleen als sprake is van een risico op ernstig nadeel voor de cliënt of zijn omgeving. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging of verruiming van de mogelijkheden tot dwang beoogd. Wel maakt de Wzd ook ambulante onvrijwillige zorg mogelijk.
In geval van onvrijwillige zorg moet een stappenplan worden doorlopen. Dit stappenplan dwingt tot periodieke beoordeling van de noodzaak tot (voortzetting van) onvrijwillige zorg en van de vraag of niet met minder ingrijpende alternatieven kan worden volstaan. Naarmate onvrijwillige zorg langer duurt, zijn bij de besluitvorming meer actoren bij het stappenplan betrokken. Is de zorgverantwoordelijke geen arts en wil hij/zij onvrijwillige zorg uit de categorie medisch of therapeutisch handelen toepassen (categorie 1, zie boven) dan moet de zorgverantwoordelijke in elk geval overleggen met de bij de zorg betrokken arts.
Wordt onvrijwillige zorg ambulant verleend, dan gelden twee aanvullende voorwaarden:
in het beleidsplan onvrijwillige zorg moet een aantal onderwerpen aan de orde komen die betrekking hebben op ambulante onvrijwillige zorg (bijvoorbeeld hoe wordt bepaald of een opname niet meer in het belang van de cliënt is en hoe kan worden omgegaan met fysiek verzet), en
er moet een zorgverlener bereikbaar zijn voor als de cliënt of zijn naaste behoefte heeft aan hulp in verband met de onvrijwillige zorg.
De twee procedures uit de Wet Bopz voor een niet-vrijwillige opname in een accommodatie zijn in de Wzd behouden. Bij geen-bereidheid-geen-bezwaar vindt opname plaats op basis van een besluit van het CIZ, bij verzet op basis van een rechterlijke machtiging (RM) of een inbewaringstelling (IBS). Voorwaarde is dat sprake is van een situatie waarin het gedrag van een cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap leidt tot ernstig nadeel, opname noodzakelijk is om dat nadeel af te wenden of te voorkomen, daarvoor geschikt is en geen minder ingrijpende alternatieven voorhanden zijn.
Voor een IBS moet het te verwachten ernstig nadeel zo onmiddellijk dreigend zijn dat een RM niet kan worden afgewacht. Voldoende is dat er een vermoeden bestaat dat dit nadeel wordt veroorzaakt door het gedrag als gevolg van de aandoening, handicap of daarmee gepaard gaande stoornis.
Tevoren moet een verklaring van een terzake kundig (en in geval van een RM of een opgenomen client tevens onafhankelijk arts) worden overgelegd. Het CIZ heeft in de procedure ter verkrijging van een RM de rol van verzoeker. De echtgenoot, levensgezel of geregistreerd partner, vertegenwoordiger of familieleden van de cliënt, de zorgaanbieder en de Wzd-functionaris kunnen het CIZ vragen een RM-verzoek bij de rechter te doen.
Daarnaast kent de Wzd een procedure ter verkrijging van een voorwaardelijke machtiging voor jongvolwassenen met een verstandelijke beperking. Dat betreft een machtiging om iemand op te nemen als hij zich niet houdt aan bepaalde voorwaarden. De machtiging fungeert daarbij als stok achter de deur. Het CIZ heeft ook in die procedure de taak om de rechter om een machtiging te verzoeken.
De Wzd geeft een specifieke regeling voor klachten over onder meer
het besluit om onvrijwillige zorg in het zorgplan op te nemen;
besluiten over uitvoering van onvrijwillige zorg op basis van het zorgplan of in onvoorziene situaties;
klachten over de beoordeling van de wilsbekwaamheid van een cliënt;
klachten over beslissingen van de Wzd-functionaris.
Deze klachten kunnen niet behandeld worden volgens de klachtenregeling op basis van de Wkkgz, maar moeten worden voorgelegd aan een externe klachtencommissie. Voorafgaand en gedurende de klachtenprocedure kan de cliënt of zijn vertegenwoordiger zich tot de cvp wenden voor advies en bijstand. De externe klachtencommissie doet een bindende uitspraak over klachten en kan de klager een schadevergoeding toekennen. De klacht kan vervolgens, zowel door de klager als door de zorgaanbieder en degene op wiens beslissing de klacht betrekking heeft, worden voorgelegd aan de rechtbank. Van uitspraken van de rechtbank kan in cassatie worden gegaan, zodat de Hoge Raad een oordeel kan geven over de klacht.
Als een patiënt in het verpleeghuis of in de thuissituatie al een Wzd-zorgplan had waarin onvrijwillige zorg is opgenomen, volgt dit zorgplan de patiënt bij opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum. In het ziekenhuis of revalidatiecentrum wordt vervolgens beoordeeld of het zorgplan daar kan worden uitgevoerd. In een situatie waarin het zorgplan niet voorziet of waarin het uitvoeren van het zorgplan bij het verlenen van goede zorg niet mogelijk is, kan van het zorgplan worden afgeweken. Voor meer informatie over de toepassing van de Wzd in het ziekenhuis of revalidatiecentrum zie de Handreiking Wzd in het ziekenhuizen en revalidatiecentra.
Handreiking WZD voor SO en AVG in intramurale setting (Verenso en NVAVG)