De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) geeft zorgverleners de mogelijkheid om patiënten die door een stoornis van hun geestvermogens een gevaar vormen voor zichzelf of anderen, onder dwang op te nemen in een psychiatrisch ziekenhuis, psychogeriatrisch verpleeghuis of instelling voor verstandelijk gehandicapten. Ook biedt de wet mogelijkheden om deze mensen, als zij eenmaal onder dwang zijn opgenomen, in de instelling aan dwangbehandeling en andere vormen van dwang te onderwerpen. Een belangrijk doel van de wet is rechtsbescherming bieden aan patiënten die geconfronteerd worden met dit soort vergaande inbreuken op hun grondrechten.
De regering wil de Wet Bopz vervangen door twee wetten: de Wet Verplichte Geestelijke Gezondheidszorg (WVGGZ) en de Wet Zorg en Dwang (WZD).
Het wetsvoorstel WvGGZ is bedoeld voor psychiatrische patiënten en focust op de zorgbehoefte van de patiënt. Het wetsvoorstel maakt het - anders dan de Wet Bopz - mogelijk om ook buiten het psychiatrisch ziekenhuis (dus ook ambulant) verplichte zorg te geven. Anders dan de Wet Bopz heeft de WVGGZ dus niet de dwangopneming als aangrijpingspunt.
De grootste verandering die het wetsvvorstel zou brengen betrof echter de besluitvormingsstructuur: er zou een onafhankelijke multidisciplinaire commissie komen die de rechter zou adviseren over de noodzaak van verplichte zorg. Het wetsvoorstel introduceert tevens een systeem dat voorziet in toetsing vooraf, niet alleen van dwangopneming maar ook van andere vormen van verplichte zorg zoals dwangmedicatie en fixatie. Verder kent het wetsvoorstel slechts één rechterlijke (zorg)machtiging voor alle vormen van noodzakelijk geachte gedwongen zorg.
De KNMG ziet de WvGGZ als een grote verbetering, maar vond wel dat de besluitvormingstructuur van advisering door een commissie en beslissing door een rechter, tot onnodig veel dubbelwerk, bureaucratie, en hoge kosten zou leiden. Zij pleitte dan ook voor een eenvoudiger systeem, waarbij de multidisciplinaire commissie in eerste instantie zou beslissen over verplichte zorg, en de patiënt tegen dit besluit bij de rechter in hoger beroep zou kunnen gaan.
Inmiddels werkt de regering aan een wijziging van het wetsvoorstel waarin de commissie volledig uit het wetsvoorstel is geschrapt. De KNMG heeft zich positief uitgelaten over dit voornemen.
Het wetsvoorstel WZD heeft evenmin dwangopneming als centraal aangrijpingspunt (zoals de Wet Bopz), en is van toepassing op verscheidene vormen van zorg onder dwang, ook in de thuissituatie. De WZD introduceert het criterium ‘ernstig nadeel’ (in plaats van het gevaarscriterium in de Wet Bopz) om meer mogelijkheden te bieden voor het geven van zorg onder dwang.
Over opneming blijven CIZ en rechter beslissen, over andere vormen van zorg onder dwang, zoals vrijheidsbeperkende maatregelen of dwangmedicatie, beslissen zorgverantwoordelijken (multidisciplinair) zelf. De cliënt kan wel achteraf een klacht indienen bij een bijzondere klachtencommissie en eventueel daarna in beroep bij de rechter.
De KNMG is minder positief over de verbeteringen die de regering met de WZD beoogt. De KNMG begrijpt niet waarom de rechtsbescherming van deze regeling zo veel verschilt van die in de WVGGZ, terwijl beide wetten over dwangtoepassing gaan. Het lijkt de KNMG dan ook beter om de WVGGZ en de WZD samen te voegen tot één regeling. Wanneer deze wetten toch naast elkaar blijven bestaan zullen ze beter op elkaar moeten worden afgestemd.