Sophie (23)* loopt coschappen bij Kindergeneeskunde in een UMC. Ze is, net als iedereen in haar omgeving, gehecht aan haar telefoon. Ze kijkt voortdurend op Instagram, zit in allerlei app-groepen en krijgt geregeld notificaties van app-groepen en apps. Ze maakt veelvuldig gebruik van medische apps om vrijwel alle handelingen te checken die zij en haar collega’s in het ziekenhuis verrichten: differentiaal diagnose, medicatievoorschrift, nieuwe behandelmethoden.
Bij een overdracht is haar gevraagd om haar telefoon weg te leggen. Ze merkt de laatste tijd dat ze zich moeilijker kan concentreren op patiënten en op de uitleg van haar opleider. Haar gedachten dwalen heel vaak af naar haar telefoon.
Perspectief Sophie zelf: “Ik voel me er rot over, dat ik er minder goed bij ben met mijn hoofd. Het ziekenhuis verdient mijn onverdeelde aandacht. Volgens de opleider kan mijn concentratieprobleem te maken hebben met telefoongebruik, maar dat denk ik eigenlijk niet. Ik denk dat dat meer komt doordat ik twijfel of deze studie wel bij me past. Daar lig ik nachtenlang van wakker.”
Perspectief collega-co van Sophie: “Ja, Sophie kijkt veel op haar telefoon, maar doen we dat niet allemaal? Ik heb er een hekel aan als iemand iets over mijn telefoongebruik zegt. Dat maakt me boos. Er zijn toch wel ergere dingen dan veel op je telefoon zitten?”
Opleider van Sophie (begeleider in het ziekenhuis): “Ik ken Sophie zelf nauwelijks, maar ik kreeg signalen van verschillende kanten dat het niet zo goed met haar gaat. Tijdens een gesprek met Sophie heb ik aangegeven dat haar concentratieverlies opvalt. En haar soms wat verstrooide reacties. Ook haar telefoongebruik heb ik ter sprake gebracht, omdat ze daar overmatig veel mee bezig schijnt te zijn. Ze leek zich wat aangevallen te voelen. Zelf denkt ze dat haar concentratieverlies te maken heeft met twijfels over haar studie. Van anderen hoor ik juist dat ze haar heel geschikt vinden voor de studie en dat ze een goede arts kan worden. Ik heb met haar afgesproken dat ze eerst haar telefoongebruik wat gaat inperken. Dat geeft vast wat ruimte in haar hoofd. Ik heb haar ook gewezen op de mogelijkheden van counseling of de bedrijfsarts, als ze daar behoefte aan heeft.”
Mentor van Sophie (begeleider op de faculteit): “Van de opleider in het ziekenhuis kreeg ik het signaal dat het niet zo goed gaat met Sophie. Ze heeft aangegeven te twijfelen over de studie. Haar telefoongebruik valt erg op. Het vermoeden bestaat dat Sophie daar flink wat tijd op doorbrengt, dag en nacht, en dat dat haar concentratieverlies zou kunnen verklaren. Ik zie dat ook bij andere studenten. Telefoongebruik zou wel eens een nieuwe verslaving kunnen worden. Misschien goed om hier in een groepsgesprek aandacht aan te besteden. Ik zie het als een probleem van deze tijd, waarvan we ons bewust moeten zijn en waarover we open moeten kunnen praten.”
* Persoonsgegevens zijn gefingeerd
Deze casus leent zich heel goed om collega's, aios of co-assistenten uit te nodigen tot een reflectief (groeps)gesprek over middelengebruik en verslaving onder artsen. Download de casus en ga samen aan de slag met de vragen.