Dossier / bijgewerkt: 10 juni 2020
Artsen stellen het belang van hun patiënten en dus de kwaliteit en veiligheid van farmacotherapie voorop. Patiënten mogen verwachten dat artsen hen op objectieve wijze medicatie voorschrijven. Daarnaast zijn zij vanuit hun maatschappelijke verantwoordelijkheid gehouden om doelmatig voor te schrijven, dat wil zeggen goedkoop als het kan, maar ook duurder als het niet anders kan.
De KNMG heeft een aantal uitgangspunten benoemd voor een doelmatiger, veiliger en kwalitatief goed geneesmiddelenbeleid:
Een jongen van 9 jaar heeft ADHD. De psychiater heeft hem ritalin voorgeschreven. Zijn ouders zijn gescheiden en hebben beiden het gezag. De jongen woont bij zijn moeder. De moeder meldt zich bij mij. Haar ex-man heeft tegen haar zin de behandeling bij de psychiater stopgezet en haar zoon krijgt nu geen ritalin meer. Kan ik als huisarts een recept uitschrijven?
Als ouders gezamenlijk het gezag hebben over een kind dat jonger is dan 12 jaar, dan is de toestemming van beide ouders nodig om het kind te behandelen. Als één van beide ouders die toestemming weigert, biedt de WGBO u als arts enige ruimte om het kind op grond vangoed hulpverlenerschaptoch te behandelen of te verwijzen. Als u een beroep doet opgoed hulpverlenerschap, bent u verplicht dit te melden aan de ouder die de toestemming weigert.
Voor de behandeling van een kind dat jonger is dan 12 jaar, is toestemming nodig van zijn de wettelijke vertegenwoordiger(s). Dat wil zeggen: van de gezagdragende ouder(s) of de voogd. Als het kind 12, 13, 14 of 15 jaar is, moeten zowel het kind als zijn gezagdragende ouder(s) of zijn voogd toestemming geven voor een behandeling.
Bij een echtscheiding houden in de regel beide ouders gezamenlijk het gezag. Daardoor zijn zij beiden wettelijk vertegenwoordiger en beslissen ze beiden. Is het gezag aan één ouder toegewezen, dan beslist alleen deze ouder over een behandeling van het kind.
Heeft een kind twee gezagdragende ouders, maar verschijnt er maar één van beide ouders met het kind op het spreekuur? Dan mag u ervan uitgaan dat de andere ouder toestemming heeft gegeven voor de behandeling van het kind. Dit geldt niet:
In deze gevallen moet u de niet-aanwezige ouder expliciet om toestemming vragen. Zonder deze toestemming mag u het kind in principe niet behandelen.
Uitzondering bij kind jonger dan 12 jaar
Weigert één van de gezagdragende ouders (of allebei) toestemming om een kind jonger dan 12 jaar te behandelen? Dan biedt de WGBO u ruimte om hiertegen in te gaan als hij door het nalaten van de behandeling niet de zorg van een goed hulpverlener zou betrachten.1 De arts kan zich onder meer beroepen op goed hulpverlenerschap als:
Conflicten tussen ouders mogen een noodzakelijke behandeling van het kind niet in de weg staan. Het belang van het kind staat altijd voorop.
Is een behandeling zeer ingrijpend of controversieel en is het vanuit het medisch belang van het kind verantwoord om ermee te wachten? Dan kan de belanghebbende ouder bij de kinderrechter vragen om vervangende toestemming voor de behandeling van het kind. Indien noodzakelijk, kunt u deze procedure ook zelf initiëren via de Raad voor de Kinderbescherming.
Toepassing op de casus
De ouders in deze casus hebben onenigheid over de behandeling van hun kind. In een dergelijk geval kan u als arts niet veronderstellen dat de weigerende ouder, in dit geval vader, toestemming geeft om het recept uit te schrijven. U moet dus contact opnemen met vader. Voorafgaand daaraan kunt u overleggen met de psychiater die het kind heeft behandeld: wat waren de redenen om de ritalin voor te schrijven? En hoe denkt de psychiater over het stopzetten van de behandeling?
Schat u als arts na dit overleg in dat er een basis is om de behandeling met ritalin voort te zetten, dan vraagt u hiervoor toestemming aan vader. Geeft vader toestemming, dan kunt u een recept uitschrijven. Weigert vader toestemming, dan kunt u vragen naar zijn motieven en het gesprek met hem aangaan.
Blijft de vader na dit gesprek bij zijn standpunt, dan zijn er drie sporen mogelijk:
U moet beide ouders informeren over uw afwegingen en besluit. De mening van een kind dat jonger is dan 12 jaar is, doet strikt genomen juridisch gezien niet ter zake. In de praktijk kan het echter wel degelijk belangrijk zijn om de mening van het kind te betrekken in de afwegingen.
In het reguliere overleg met de apothekers binnen onze huisartsengroep hebben we gesproken over het (elektronisch) delen van medische informatie over patiënten. De algemene opvatting is dat het delen van deze informatie de zorg voor de patiënten ten goede kan komen. Sommige collegae zeiden echter dat ons beroepsgeheim dit verbiedt. Hoe zit dit precies?
U mag aan een apotheker medische informatie over een patiënt verstrekken. Daarbij moet u zich beperken tot de informatie die de apotheker nodig heeft om zijn werkzaamheden voor de patiënt goed te kunnen verrichten. U mag geen informatie aan de apotheker verstrekken als de patiënt hiertegen bezwaar heeft gemaakt.
Om goede (farmaceutische) zorg te kunnen verlenen, is het belangrijk dat de apotheker en de huisarts beschikken over de juiste medicatiegegevens van patiënten. In dat kader kunnen zij gegevens uitwisselen. Een apotheker heeft bijvoorbeeld vaak relevante medische gegevens van een patiënt nodig om een medicijn zorgvuldig te kunnen afleveren. U mag dan de informatie verstrekken die noodzakelijk is voor de betreffende werkzaamheden.
Om deze informatie uit te wisselen, heeft u geen expliciete toestemming van de patiënt nodig. U mag deze toestemming in beginsel veronderstellen. De patiënt moet er dan wel van op de hoogte zijn dat zijn gegevens kunnen worden gedeeld en dat hij hiertegen bezwaar kan maken. Dit kan bijvoorbeeld via een (online) privacystatement of een patiëntenfolder, waarop u de patiënt vooraf heeft gewezen. Als een patiënt bezwaar heeft gemaakt tegen de gegevensuitwisseling, dan mag u geen informatie aan de apotheker verstrekken.
Soms vraagt een apotheker toegang tot het volledige medische dossier van een patiënt. Hiervoor is gerichte, expliciete toestemming van de betreffende patiënt nodig.
Elektronische gegevensuitwisseling
De gegevensuitwisseling tussen apotheker en huisarts gebeurt veelal elektronisch. In het algemeen geldt dat voor de elektronische uitwisseling van medische gegevens tussen zorgverleners de uitdrukkelijke toestemming van de patiënt vereist is. Dit geldt niet voor zogenaamd ‘push-verkeer’. Bij 'push-verkeer' stuurt de verzender, ook wel de brondossierhouder zoals een huisarts, gericht bepaalde gegevens naar één of enkele ontvangers van wie vaststaat dat ze een behandelrelatie hebben met de betrokken patiënt. Te denken valt aan recept- en afleverberichten en terugkoppelingen van behandelresultaten. Zie voor meer informatie de Gedragscode Elektronische Gegevensuitwisseling in de Zorg.
Laboratoriumuitslagen
Een apotheker kan laboratoriumuitslagen nodig hebben voor een goede aflevering van een geneesmiddel. Als hij deze laboratoriumuitslagen elektronisch wil opvragen, dan heeft hij de uitdrukkelijke toestemming van de patiënt nodig.1 Een uitzondering hierop zijn afwijkende nierfunctiewaarden. Voorschrijvers zijn verplicht om afwijkende nierfunctiewaarden actief door te geven aan de apotheker.2 Hiervoor is geen toestemming van de patiënt vereist.
1 Artikel 66a, lid 1 Geneesmiddelenwet.
2 Artikel 6.10 Regeling Geneesmiddelenwet.
Zie voor het verstrekken van laboratoriumuitslagen en de reden van voorschrijven op recept ook het webdossier Reden voorschrijven recept.
Mijn patiënt gaat op vakantie en vraagt mij om een zogenoemde Schengenverklaring in te vullen voor de Ritalin die ik heb voorgeschreven. Mag ik dat als behandelend arts doen?
U mag als behandelend arts op verzoek van uw patiënt een Schengenverklaring invullen, als u de Ritalin zelf heeft voorgeschreven. Dit mag, omdat het gaat om feitelijke medische informatie en niet om een waardeoordeel over uw patiënt.
Een patiënt heeft een Schengenverklaring nodig als hij:
In de Schengenverklaring moet staan dat deze medicatie voor eigen gebruik is en is voorgeschreven door een arts. De verklaring is bijvoorbeeld nodig voor zware pijnstillers, Ritalin, medicinale cannabis en bepaalde slaap- en kalmeringsmiddelen. De verklaring oorkomt dat patiënten op reis (juridische) problemen krijgen, als deze middelen bij hen worden aangetroffen. De voorschrijvende arts moet de verklaring ondertekenen en het CAK moet hem waarmerken. Een Schengenverklaring is dertig dagen geldig. Meer informatie is te vinden op de website van het CAK.
Geen geneeskundige verklaring
De KNMG heeft als standpunt dat een behandelend arts geen geneeskundige verklaringen afgeeft over eigen patiënten. In een geneeskundige verklaring geeft de arts een waardeoordeel over een patiënt en diens (medische) geschiktheid om bepaalde dingen wel of niet te doen. Zo’n verklaring dient een ander doel dan behandeling of begeleiding.
Hoewel de term ‘verklaring’ misschien iets anders doet vermoeden, verstrekt een arts met een Schengenverklaring alleen feitelijke medische informatie. Hij geeft hierin immers aan dat hij bepaalde medicatie, die valt onder de Opiumwet, aan de patiënt heeft voorgeschreven.