Als de patiënt is overleden, heb je als arts de taak om het lichaam te schouwen. Ben je niet overtuigd van een natuurlijke doodsoorzaak, dan moet je specifieke stappen ondernemen. Op deze pagina vind je daar de richtlijnen voor.
Onderstaande dossierpagina’s bevatten gedetailleerde informatie over dit onderwerp.
Recent is in ons ziekenhuis een tweejarig meisje overleden. Ze werd al enige tijd bij ons behandeld voor leukemie. Het overlijden was, hoe treurig ook, niet meer af te wenden. Omdat ik gezien haar ziekteverloop volledig overtuigd was van een natuurlijke doodsoorzaak, heb ik een verklaring van overlijden afgegeven. Maar nu wordt op het formulier dat ik moet invullen, gevraagd met welke gemeentelijke lijkschouwer ik overleg heb gehad. Je hoeft toch alleen bij een niet-natuurlijk overlijden te overleggen met de gemeentelijke lijkschouwer?
Na het overlijden van een minderjarige (onder de 18 jaar) moet u na de schouw altijd contact opnemen met de gemeentelijke lijkschouwer. U mag pas een verklaring van (natuurlijk) overlijden afgeven als u met de gemeentelijke lijkschouwer heeft overlegd en als u overtuigd bent van een natuurlijke dood.
Nadat iemand is overleden moet altijd zo spoedig mogelijk een lijkschouw worden verricht. In principe gebeurt dat door de behandelend arts of zijn waarnemer. Het doel van de lijkschouw is om de aard van het overlijden vast te stellen.
Was de overledene 18 jaar of ouder en is de behandelend arts overtuigd van een natuurlijk overlijden?
Dan geeft hij een verklaring van overlijden af. Is hij niet overtuigd, dan schakelt hij de gemeentelijke lijkschouwer in (ook wel forensisch arts genoemd).
Was de overledene jonger dan 18 jaar?
Dan moet de arts na de lijkschouw altijd direct contact opnemen met de gemeentelijke lijkschouwer.1 Dat moet hij ook doen als hij overtuigd is van een natuurlijke dood. Op de verklaring van overlijden moet de arts invullen met welke gemeentelijke lijkschouwer hij contact heeft opgenomen.
De plicht om te overleggen met de gemeentelijke lijkschouwer geldt bij het overlijden van alle personen tot 18 jaar. Een uitzondering geldt voor kinderen die na een zwangerschapsduur van minder dan 24 weken zijn geboren en die binnen 24 uur na de geboorte zijn overleden.
Overleg met de lijkschouwer
Tijdens het overleg met de gemeentelijke lijkschouwer geeft de behandelend arts aan wat naar zijn mening de aard van het overlijden is en hoe hij tot die overtuiging is gekomen. Het overleg leidt tot één van de volgende conclusies:
Als de behandelend arts er na het overleg met de gemeentelijke lijkschouwer van overtuigd is dat het, gelet op de ziektegeschiedenis, een natuurlijk overlijden betreft, dan geeft hij de verklaring van overlijden af. Het blijft altijd de eigen beslissing van de behandelend arts om een verklaring van overlijden af te geven.
Nader onderzoek doodsoorzaak kinderen (NODOK-procedure)
Is er sprake van een onverklaard en onverwacht overlijden van een minderjarige en zijn er geen aanwijzingen voor een niet-natuurlijk overlijden? Dan kan een nader onderzoek naar de doodsoorzaak van het kind worden verricht (NODOK-procedure). Hiertoe wordt in onderling overleg besloten door de forensisch arts en de dienstdoende kinderarts van het (dichtstbijzijnde) UMC. Zo mogelijk beslist ook de behandelend arts mee.
Een NODOK-procedure wordt alleen na toestemming van de gezagdragende ouder(s) of voogd(en) van de overleden minderjarige gestart. Het verkrijgen van meer duidelijkheid over de doodsoorzaak kan ouders helpen bij de rouwverwerking. Zie voor meer informatie het Handelingsprotocol NODOK van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde.
Niet-natuurlijke dood
Zijn er aanwijzingen voor een niet-natuurlijke dood van de minderjarige, dan neemt de gemeentelijke lijkschouwer de procedure van de behandelend arts over.
1 Artikel 10a lid 1 Wet op de lijkbezorging.
Vanochtend werd ik gebeld door de dochter van een patiënt van mij. Hij is vorige week overleden aan de gevolgen van longkanker. De dochter wil inzage in zijn medisch dossier. Ze zegt dat ze er persoonlijk belang bij heeft om meer te weten over de ziekte van haar vader. Mag ik haar inzage geven in het medisch dossier?
U mag nabestaanden in principe geen inzage geven in het medisch dossier van een overleden patiënt. Ook mag u hier geen afschrift van geven. Alleen als er sprake is van een uitzondering, mag u gegevens uit het dossier verstrekken.
Hoofdregel
De hoofdregel is dat gegevens uit het medisch dossier onder het medisch beroepsgeheim van de arts vallen. Dat geldt ook na het overlijden van de patiënt.
Uitzonderingen
Alleen in bepaalde gevallen mag u het beroepsgeheim doorbreken en mag u nabestaanden en anderen het dossier laten inzien of hen hier een afschrift van geven. Dit mag alleen als er sprake is van een van de volgende situaties:
De patiënt heeft hier tijdens zijn leven toestemming voor gegeven.1
Een nabestaande of voormalig vertegenwoordiger van de patiënt heeft een mededeling van een incident ontvangen op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz).2
Iemand heeft een zwaarwegend belang bij inzage in het dossier.3
Het verzoek wordt gedaan door de ouders of voogd van een overleden kind dat jonger is dan 16 jaar.4 Voor hen geldt een bijzondere regeling voor inzage.
Is er geen sprake van een van deze uitzonderingen? Dan mag u geen inzage in, of een afschrift van het medisch dossier verstrekken. Soms is het wel mogelijk om mondeling informatie uit het dossier met de nabestaanden te delen, bijvoorbeeld om hen te helpen bij hun rouwverwerking. U mag de nabestaanden dan in een nazorggesprek informeren over de omstandigheden waaronder de patiënt is overleden. Dat mag echter alleen als u ervan uit kunt gaan dat de patiënt daar toestemming voor had gegeven als hij nog leefde.
Verzoek om informatieverstrekking
Is er sprake van een uitzondering en krijgt u van een nabestaande een verzoek om inzage in, of een afschrift van het dossier van een overleden patiënt? Dan is het belangrijk dat u niet méér gegevens verstrekt dan noodzakelijk is voor het doel waarvoor de nabestaande inzage vraagt. Het is daarom zaak dat de nabestaande zijn verzoek zo veel mogelijk specificeert. Bijvoorbeeld door aan te geven welke informatie hij precies wil hebben en op welke grond hij zijn verzoek baseert.
Een patiënt kan bij leven hebben aangeven aan wie u na zijn overlijden wel of geen gegevens uit zijn medisch dossier mag verstrekken en voor welke gegevens dit geldt. Ook kan hij toestemming hebben gegeven voor inzage in zijn volledige medisch dossier. Is dit het geval, dan mag u de gegevens verstrekken of volledige inzage geven. U kunt hier in uitzonderingsgevallen van afzien:
als u zeker weet dat inzage niet meer overeenkomt met de wens van de patiënt. U kunt het inzageverzoek dan weigeren op grond van goed hulpverlenerschap;
als door de inzage de persoonlijke levenssfeer van een ander dan de patiënt of de aanvrager wordt geschaad.
Zwaarwegend belang
Sinds 1 januari 2020 is ‘zwaarwegend belang’ in de wet opgenomen als reden om onder omstandigheden gegevens uit het medisch dossier van een overleden patiënt te mogen inzien. Volgens de wet kan ‘een ieder’ op grond van een zwaarwegend belang verzoeken om inzage in het dossier van een overleden patiënt.5 Krijgt u een verzoek op grond van een zwaarwegend belang, dan mag u dit niet te gemakkelijk honoreren. Er worden hoge eisen gesteld aan een dergelijk verzoek.
Die eisen bepalen dat u een verzoek om inzage alleen mag honoreren als de aanvrager met voldoende concrete aanwijzingen aannemelijk heeft gemaakt dat:
er daadwerkelijk sprake is van een zwaarwegend belang;
dit belang mogelijk wordt geschaad door geheimhouding van het medisch dossier; en
inzage in het medisch dossier noodzakelijk is om het zwaarwegende belang te kunnen behartigen.
Het is aan u om te beoordelen of de aanvrager voldoende heeft aangetoond dat hij een zwaarwegend belang heeft bij de inzage in het dossier. Een voorbeeld van zo’n belang is een financieel belang. Zo kunnen nabestaanden om gegevens uit het medisch dossier van hun overleden familielid vragen, als zij zich ten onrechte benadeeld voelen door een wijziging van een testament of als zij belang hebben bij een uitkering uit een levensverzekering.
Emotioneel belang of rouwverwerking
In de praktijk komt het regelmatig voor dat nabestaanden een medisch dossier willen inzien op grond van een emotioneel belang of rouwverwerking. Nabestaanden mogen het dossier echter niet op deze grond inzien. Het kan in zo’n geval wel belangrijk zijn om een nazorggesprek met de nabestaanden te voeren. In dat gesprek mag u de nabestaanden informeren over de omstandigheden waaronder de patiënt is overleden. Dit mag alleen als het aannemelijk is dat de overleden patiënt daarvoor toestemming zou hebben gegeven.
1 Artikel 7:458a lid 1 onder a BW.
2 Artikel 7:458a lid 1 onder b BW.
3 Artikel 7:458a lid 1 onder c BW.
4 Artikel 7:458a lid 2 BW.
5 Artikel 7:458a lid 1 onder c BW.
Ik heb een brief ontvangen van een arts van de Toetsingscommissie Gezondheidsgegevens. Een levensverzekeraar vermoedt dat een van mijn patiënten fraude heeft gepleegd. Hij zou bij het aangaan van zijn overlijdensrisicoverzekering hebben aangegeven dat hij in goede gezondheid verkeerde, maar een jaar daarna is hij overleden. Nu vraagt de arts van de Toetsingscommissie mij om medische informatie over deze patiënt te verstrekken. Moet ik, als zijn voormalig huisarts, antwoord geven op de gestelde vragen?
Als een levensverzekeraar fraude vermoedt, kan hij dit vermoeden voorleggen aan de Toetsingscommissie Gezondheidsgegevens. De Toetsingscommissie gaat dan na of er voldoende aanwijzingen zijn voor een redelijk vermoeden dat de verzekerde onjuiste of onvolledige gezondheidsgegevens heeft verstrekt. Is dat het geval, dan vraagt een arts van de Toetsingscommissie nadere medische informatie op bij de behandelend arts. Als behandelend arts mag u de relevante, noodzakelijke informatie aan de arts van de Toetsingscommissie verstrekken.
Onderzoeksplicht verzekeraar
Als iemand een levensverzekering (zoals een overlijdensrisico-, uitvaart- of pensioenverzekering) wil afsluiten of wijzigen, moet hij informatie over zijn gezondheid aan de verzekeraar verstrekken. De verzekeraar moet er alles aan doen om de relevante gezondheidsgegevens van de (aspirant-)verzekerde te krijgen. Meestal gebeurt dit door het invullen van een gezondheidsverklaring.
De verzekeraar heeft de informatie van de patiënt nodig om een oordeel te vormen over het te verzekeren risico en om fraude te voorkomen. Als de verzekeraar deze onderzoeksplicht niet nakomt, vervalt zijn mogelijkheid om na het overlijden van de verzekerde met terugwerkende kracht medische informatie op te vragen en het al dan niet doen van de uitkering daarvan afhankelijk te maken.
Toetsingscommissie Gezondheidsgegevens
Heeft de verzekeraar van zijn onderzoeksplicht gebruikgemaakt? Maar rijst na het overlijden van een verzekerde het vermoeden dat deze persoon onjuiste of onvolledige medische informatie heeft verstrekt bij het aangaan of wijzigen van zijn verzekering? Dan kan de verzekeraar – als deze lid is van het Verbond van Verzekeraars – de zaak ter beoordeling voorleggen aan de onafhankelijke Toetsingscommissie Gezondheidsgegevens. Dit is vastgelegd in het Convenant inzake toetsing mededelingsplicht gezondheidsgegevens.
Ook pensioenfondsen die lid zijn van de Pensioenfederatie mogen een beroep doen op de Toetsingscommissie. Soms hanteren pensioenfondsen vrije keuzemomenten voor een bepaalde dekking. Bij een vermoeden van fraude kunnen zij de Toetsingscommissie laten beoordelen of het overlijden voorzienbaar was op het moment waarop een deelnemer een keuze voor een bepaalde dekking heeft gemaakt.
Onderzoek van de Toetsingscommissie
De procedure die de Toetsingscommissie hanteert, is vastgelegd in het Convenant inzake toetsing mededelingsplicht gezondheidsgegevens. Als de Toetsingscommissie een zaak krijgt voorgelegd, beoordeelt zij eerst of het vermoeden van fraude gerechtvaardigd is. Dat gebeurt op basis van de gegevens die de verzekeraar heeft verstrekt. Is de verzekerde binnen twee jaar na het afsluiten of wijzigen van zijn levensverzekering overleden en was het overlijden niet een gevolg van een ongeval? Dan verricht de Toetsingscommissie alleen onderzoek als zij het vermoeden van fraude gerechtvaardigd acht. De Toetsingscommissie kan ook onderzoek doen naar overlijdensgevallen die zich meer dan twee jaar na de afsluiting of wijziging van een levensverzekering hebben voorgedaan. Maar dan gelden zwaardere criteria.
Is het vermoeden gerechtvaardigd, dan zal een arts die aan de Toetsingscommissie is verbonden, nadere medische informatie inwinnen bij de behandelend arts. Daarbij moet hij voldoen aan de volgende voorwaarden:
Op grond van het Convenant inzake toetsing mededelingsplicht gezondheidsgegevens mag u als behandelend arts de noodzakelijke informatie verstrekken aan de arts van de Toetsingscommissie. Hoewel u niet verplicht bent om deze informatie aan de Toetsingscommissie te geven, adviseert de KNMG om dit wel te doen. De procedure bij de Toetsingscommissie is met waarborgen omkleed en het beroepsgeheim is niet bedoeld om frauduleus handelen te faciliteren.
Wel is het belangrijk om goed te bekijken welke informatie u wel en niet verstrekt. Zo is het voor een individuele behandelaar meestal niet goed te beoordelen of een overledene heeft gefraudeerd. Deze vraag mag en hoeft u dan ook niet te beantwoorden: een behandelaar mag immers geen waardeoordelen over zijn patiënt geven.
De KNMG adviseert om de vragen beknopt en zakelijk te beantwoorden. U mag alleen feitelijke gegevens uit het medisch dossier verstrekken. Wees er alert op dat u niet beïnvloed wordt door de kennis die u achteraf heeft opgedaan, bijvoorbeeld over klachten die na het invullen van de gezondheidsverklaring zijn opgetreden of over de doodsoorzaak. Het risico bestaat dat deze kennis uw blik op gebeurtenissen in het verleden kleurt. Dat is niet de bedoeling.
Na haar onderzoek doet de Toetsingscommissie uitspraak of de verzekerde bij het aangaan of wijzigen van zijn verzekering al dan niet de juiste en volledige informatie heeft verstrekt. De uitspraken van de commissie zijn bindend voor de levensverzekeraars. Nabestaanden kunnen tegen het besluit van de Toetsingscommissie in beroep gaan bij de rechter.
Verzoek om informatie via een machtiging of via nabestaanden
Soms stuurt een levensverzekeraar een rechtstreeks informatieverzoek aan een behandelend arts, vergezeld van een machtiging voor het verstrekken van informatie. Deze machtiging kan bijvoorbeeld ondertekend zijn door de patiënt (vóór zijn overlijden) of door zijn nabestaanden. De KNMG raadt artsen, ondanks een eventuele machtiging, af om in te gaan op zo’n rechtstreeks verzoek. In plaats hiervan adviseert de KNMG om de levensverzekeraar door te verwijzen naar de Toetsingscommissie Gezondheidsgegevens.
Vragen nabestaanden u om gegevens uit het medisch dossier van een overleden patiënt te verstrekken, omdat de levensverzekeraar anders geen uitkering geeft? Dan kunt u hen wijzen op de procedure bij de Toetsingscommissie Gezondheidsgegevens. Kan de betreffende verzekeraar geen beroep doen op de Toetsingscommissie? Dan kunt u mogelijk op grond van een zwaarwegend belang informatie aan nabestaanden verstrekken. Hiervoor gelden wel voorwaarden. Meer informatie daarover vindt u in paragraaf 6.2.2.2 (Uitkering levensverzekering) van de KNMG-handreiking Inzage in medische dossiers door nabestaanden.
1 Waar levensverzekeraar staat, kan ook pensioenfonds worden gelezen.