Dossier / bijgewerkt: 31 mei 2022
Lijden aan het leven ('voltooid leven')
Op 17 juli 2020 diende D66 het initiatiefwetsvoorstel ‘Voltooid Leven’ in. Dit wetsvoorstel heeft als doel om mensen van 75 jaar en ouder hulp bij zelfdoding te verlenen als ze vinden dat hun leven ‘voltooid’ is. Veel artsen hebben op basis van hun praktijkervaring zorgen over dat voorstel. Zij vrezen dat deze wet voor een groep ouderen die zij in de spreekkamer tegenkomen onbedoeld negatieve effecten zal hebben.
Artsen hebben met regelmaat te maken met patiënten die een euthanasieverzoek doen, bijvoorbeeld mensen met kanker waarvoor geen genezing mogelijk is. Ook voor mensen met een psychiatrische aandoening of een stapeling van ouderdomsklachten bestaat de mogelijkheid van euthanasie of hulp bij zelfdoding.
Er zijn ook ouderen die lichamelijk weinig klachten hebben, maar die toch een doodswens hebben. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het in veel gevallen gaat om kwetsbare ouderen die vaak lager opgeleid zijn en een zwakke sociaal economische positie hebben. De doodswens die deze mensen ervaren is doorgaans ambivalent en veranderlijk. Ook gaat achter de doodswens vaak ingewikkelde problematiek schuil, zoals eenzaamheid, woonproblematiek en sociale isolatie. Soms gaat het om een eenvoudige huurschuld of andere financiële problemen.
Gevoelens van overbodigheid, het idee afgedankt te zijn door de maatschappij, of het gevoel anderen tot last te zijn: in de spreekkamer zien artsen regelmatig ouderen met dergelijke problemen. Artsen proberen iedere dag om deze patiënten verder te helpen. Maar zij kunnen dat niet alleen. Het is belangrijk dat er ook maatschappelijk gezien meer aandacht komt voor de problematiek van deze groep kwetsbare ouderen. Het eenvoudiger maken van hulp bij zelfdoding is echter niet de juiste oplossing.
De KNMG vreest dat het invoeren van een wet ‘Voltooid Leven’ onbedoeld negatieve gevolgen heeft voor ouderen. De wet kan ouderdom stigmatiseren en het onwenselijke signaal geven dat het leven van ouderen minder waardevol is dan dat van jongeren. Dat kan gevoelens van onveiligheid en overbodigheid onder ouderen veroorzaken en versterken. De vrees is ook dat ouderen het gevoel zullen krijgen dat ze zich moeten verantwoorden waarom ze geen gebruik maken van deze wet. De KNMG vraagt politici om zich bewust te zijn van deze negatieve gevolgen voor ouderen.
De KNMG roept de politiek daarom op het wetsvoorstel voorlopig niet in te voeren, maar om eerst in gesprek te gaan met de maatschappij over ouder worden en zich in te zetten om gevoelens van eenzaamheid en overbodigheid bij ouderen te voorkomen. In dit gesprek dient ook de behoefte aan eigen regie rond het levenseinde een rol te krijgen.
Politiek actueel
Pia Dijkstra (D66) diende op 17 juli 2020 het initiatief wetsvoorstel Voltooid leven in, maar het voorstel werd afgelopen kabinetsperiode niet meer behandeld. De KNMG heeft de Raad van State gevraagd (PDF) onze overwegingen te betrekken bij hun advisering richting D66. De Raad van State heeft op 9 december advies uitgebracht en dit op 20 mei 2022 openbaar gemaakt. Het advies bevestigt het KNMG-standpunt en is hier te lezen: Samenvatting advies initiatiefwetsvoorstel toetsing levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek
In het huidige coalitieakkoord* staat dat het wetsvoorstel een vrije kwestie is, of zoals letterlijk in het akkoord staat ‘Een ieder zal een persoonlijke afweging maken bij het initiatiefwetsvoorstel ‘toetsing levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek’’.
Het is aan D66 hoe ze verder gaan met het wetsvoorstel, dus in welke vorm en of ze het gaan indienen bij de Tweede Kamer. Coalitieakkoord 'Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst'
KNMG standpunten | richtlijnen | informatie
Vragen en antwoorden bij KNMG-visie voltooid leven
-
Het kabinet heeft in oktober 2016 voorgesteld om een wet te maken die er voor zorgt dat ouderen met gevoelens van een ‘voltooid leven’ hulp bij zelfdoding kunnen krijgen. Deze wet zou tegemoet komen aan ‘gezonde’ ouderen met een actuele, weloverwogen doodswens, die behoefte hebben aan actieve levensbeëindiging. Deze wet zou komen te bestaan naast de huidige euthanasiewet, die zich richt op mensen bij wie sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden dat (mede) een medische grondslag heeft.
-
Het is invoelbaar dat mensen zekerheid en geruststelling willen als het gaat om het eigen levenseinde, voor dat moment of de toekomst. Maar een aparte ‘voltooid leven’-wet naast de huidige euthanasiewet kent teveel risico’s en nadelen en is daarom volgens de KNMG onwenselijk.
-
De KNMG vreest dat de voorgestelde wet kan leiden tot ongewenste maatschappelijke effecten zoals gevoelens van onveiligheid onder ouderen en stigmatisering van ouderdom. De KNMG maakt verder bezwaar tegen het onderscheid dat het kabinet maakt tussen ‘gezonde’ en ‘zieke’ mensen met een doodswens. Dit doet geen recht aan de werkelijkheid en de ervaring van burgers en artsen. Ook is de KNMG bevreesd dat een andere wet naast de euthanasiewet kan leiden tot uitholling van de huidige zorgvuldige en euthanasiepraktijk. De zorgvuldigheid, toetsbaarheid en veiligheid kan hiermee in het gedrang komen. De huidige euthanasiewet functioneert goed en biedt een brede reikwijdte: ook mensen met een stapeling van ouderdomsklachten kunnen onder de reikwijdte van de huidige wet vallen.
-
Het is bekend dat artsen terughoudend zijn bij het uitvoeren van een euthanasieverzoek waarbij het somatisch lijden minder op de voorgrond staat, zoals bij een opeenstapeling van ouderdomsklachten. Het gaat in dergelijke situaties immers vaak om een complex van medische en niet-medische problemen, waarbij eenzaamheid, kwetsbaarheid, rouw, afhankelijkheid van (mantel)zorg en verlies van zingeving een belangrijke rol kunnen spelen. Ook psychiatrische aandoeningen, recente verlieservaringen en overbelasting van de mantelzorg kunnen een rol spelen in de doodswens. Voor artsen is het in dergelijke complexe situaties buitengewoon ingewikkeld om vast te stellen dat het lijden uitzichtloos en ondraaglijk is en er geen redelijke alternatieven bestaan. De KNMG zal blijvend inzetten op voorlichting en deskundigheidsbevordering met speciale aandacht voor advance care planning, de omgang met existentieel lijden en de reikwijdte van de euthanasiewet.
-
Zorgvuldigheid, rechtszekerheid en beschermwaardigheid zijn de hoekstenen van de euthanasiewet en - praktijk. Met het voorstel van het kabinet kan dit onder druk komen staan: een tweede parallel systeem kan de huidige euthanasiepraktijk uithollen. Burgers en patiënten zullen de weg van de minste weerstand kiezen, en het valt niet uit te sluiten dat ook artsen hun patiënten deze weg zullen adviseren. De huidige euthanasiewet is echter niet alleen bedoeld om artsen en patiënten zekerheid te bieden bij het inwilligen van een euthanasieverzoek, maar ook om patiënten en artsen te beschermen, bijvoorbeeld tegen druk van buitenaf of tegen een niet weloverwogen besluit. De KNMG vindt het bovendien opvallend dat juist voor de complexe casuïstiek rond ‘voltooid leven’ er een eenvoudiger beoordelings- en toetsingskader komt dan voor mensen met lijden op medische grondslag. Er ontstaat dan de bijzondere situatie van een ‘zware’ (euthanasie)toets voor situaties waarbij lijden op medische grondslag de overhand heeft en een ‘lichte’ toets voor de meer complexe situaties van ‘voltooid leven’. Dit is niet wenselijk.
-
Veel mensen willen ‘voor later’ de geruststelling krijgen dat zij regie hebben over hun levenseinde. Die behoefte is voor de medische beroepsgroep invoelbaar. Maar een aparte ‘voltooid leven’-wet naast de huidige euthanasiewet kent teveel risico’s en nadelen en is daarom onwenselijk. Daarnaast zijn er volgens het kabinet mensen die een actuele, duurzame doodswens en een wens tot actieve levensbeëindiging, die uitzichtloos en ondraaglijk lijden, zonder dat voor dat lijden een medische grondslag bestaat. Gelet op onderzoek is deze groep waarschijnlijk zeer klein. De KNMG acht het niet raadzaam om voor deze groep een apart wettelijk kader te scheppen. Eerst zou meer duidelijkheid moeten komen over de omvang van deze groep, de aard van de problemen waar zij mee worstelen en de alternatieven die deze mensen geboden kunnen worden.
-
Het speciaal opleiden van mensen voor het verlenen van stervenshulp is naar de mening van de KNMG risicovol. Er kan een tunnelvisie ontstaan en alternatieven voor hulp bij zelfdoding of het verbeteren van de kwaliteit van leven kunnen worden gemist of genegeerd. In plaats van te investeren in een nieuwe weg naar hulp bij zelfdoding pleit de KNMG ervoor om in andere oplossingen te investeren die de problematiek van een ervaren gevoel van zinloosheid onder ouderen adresseren. Hulpverlening aan deze ouderen moet geen tunnel met één uitkomst zijn, namelijk de dood, maar een breed palet aan mogelijkheden waarbij wordt bekeken wat ouderen daadwerkelijk nodig hebben.
-
Het kabinet maakt inderdaad een tweedeling tussen ‘gezonde’ mensen met een doodswens in het kader van een ‘voltooid leven’, en ‘zieke’ mensen met een doodswens, die onder de euthanasiewet zouden vallen. Het door het kabinet gemaakte onderscheid tussen ‘ziek’ en ‘gezond’ is naar de mening van de KNMG niet vanzelfsprekend, sluit niet aan bij de ervaring van burgers en artsen, is in de praktijk niet werkbaar en gaat uit van een zeer smalle definitie van ziekte en gezondheid.
-
De voorgestelde toetsing bevat hoogst waarschijnlijk medische elementen waardoor artsen toch, ongewenst, betrokken raken bij procedures rond ‘voltooid leven’. Volgens het kabinet is de grondslag voor de doodswens van mensen met een ‘voltooid leven’ fundamenteel anders dan bij mensen bij wie de doodswens voortkomt uit medische aandoeningen. Bij het beoordelen van de doodswens van de eerste groep zou naar de mening van het kabinet dan ook geen arts betrokken hoeven te zijn. Naar de mening van de KNMG is het onderscheid tussen ‘gezond’ en ‘ziek’ echter een theoretische tweedeling, die geen recht doet aan de complexe werkelijkheid en de ervaring van burgers en artsen. Het onderscheid tussen ‘gezond’ en ‘ziek’ kan ook alleen gemaakt worden op basis van een exploratie naar de aard van de klachten, die naar de mening van de KNMG alleen door een arts uitgevoerd kan worden. Uitgesloten moet immers worden dat de doodswens voortkomt uit – bijvoorbeeld – verminderde wilsbekwaamheid, beginnende dementie, een te behandelen psychiatrische aandoening of andere medische aandoeningen. Bij het beoordelen van een doodswens zou daarom altijd een arts betrokken raken, ondanks het ontbreken van een medische grondslag.
-
In situaties van lijden aan het leven gaat het vaak om een complex van medische en niet-medische problemen. Eenzaamheid, kwetsbaarheid, rouw, afhankelijkheid van (mantel)zorg en verlies van zingeving kunnen in die situaties een belangrijke rol spelen. Goed hulpverlenerschap vereist dat een burger of patiënt in die situaties adequaat geholpen wordt bij dergelijke problemen, niet dat iemand wordt begeleid naar een doel dat van te voren al vast staat. Vanuit dit oogpunt van goed hulpverlenerschap vindt de KNMG het van belang dat artsen zich in dergelijke situaties richten op het bieden van adequate hulp en ondersteuning en pas als die mogelijkheden uitgeput zijn euthanasie te overwegen. Voor de medische beroepsgroep is het invoelbaar dat mensen zekerheid en geruststelling willen als het gaat om het eigen levenseinde, voor dat moment of de toekomst, maar een aparte ‘voltooid leven’-wet naast de huidige euthanasiewet kent teveel risico’s en nadelen en is daarom onwenselijk.
-
Door de voorgestelde regeling van het kabinet kan deze laatstgenoemde overheidsplicht in de knel komen. Het recht op autonomie staat in het voorstel van het kabinet bij voorbaat voorop. Dit staat naar de mening van de KNMG echter op gespannen voet met de plicht van de overheid om het leven te beschermen. Volgens de KNMG kan het recht op zelfbeschikking van burgers ingeperkt worden - bijvoorbeeld door mensen de vrije toegang tot euthanatica te ontzeggen - als met de uitoefening van dat zelfbeschikkingsrecht de rechten van anderen in de knel komen. De overheid heeft immers niet alleen de taak om het zelfbeschikkingsrecht van burgers te respecteren en tot op zekere hoogte te faciliteren, maar ook de taak om kwetsbare groepen te beschermen.
-
Het begrip ‘voltooid leven’ heeft in het maatschappelijk debat een positieve connotatie. In de praktijk zal het echter vooral gaan om kwetsbare mensen die verlies van zingeving ervaren en vaak afhankelijk zullen zijn van de hulp van anderen. Het gaat hier om complexe en tragische problematiek waarvoor geen eenvoudige oplossingen bestaan. De KNMG deelt de opvatting van het kabinet dat een door ouderen ervaren gevoel van zinloosheid een maatschappelijk vraagstuk is. Meer onderzoek naar het ontstaan van deze gevoelens kan helpen bij het begrijpen van de doodswens van deze mensen en bij het op zoek gaan naar andere oplossingsrichtingen dan de nu door het kabinet gekozen richting. In plaats van een nieuwe weg naar hulp bij zelfdoding te openen pleit artsenfederatie KNMG er voor om te investeren in oplossingen die de problematiek van een ervaren gevoel van zinloosheid onder ouderen adresseren. Maar weinig mensen bespreken met hun naasten en hulpverleners welke voorkeuren zij hebben rond (afzien van of stoppen met) behandelen in de laatste levensfase. Ook is het niet gebruikelijk om wensen rond het levenseinde vast te leggen. Voor burgers en patiënten is het van belang dat zij tijdig nadenken over hun wensen rond het levenseinde en daarover met de arts en hun naasten in gesprek gaan. De KNMG pleit er dan ook voor dat ook de overheid burgers voorlicht over het belang van tijdig spreken over het levenseinde.
Nieuws en columns
Zie ook