Dossier / bijgewerkt: 31 maart 2022
De rechten van de patiënt dragen bij aan de kwaliteit en veiligheid van de zorg. De KNMG zet zich daarom in voor de bevordering en bescherming van patiëntenrechten. Een patiënt kan met de arts een goede vertrouwensrelatie opbouwen, als hij weet dat zijn rechten worden gewaarborgd. Vertrouwen in de hulpverlener en naleving van patiëntenrechten bevorderen de toegankelijkheid van de zorg en therapietrouw.
Het is dan ook belangrijk dat artsen de patiëntenrechten kennen en naleven. Voorbeelden van deze rechten zijn het geven van toestemming voor een behandeling, geheimhouding door de arts en het verlenen van inzage in het dossier.
De rechten van de patiënt liggen verankerd in diverse wetten, zoals de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO), de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ). De WGBO is van deze wetten veruit de belangrijkste, omdat hierin alle rechten zijn neergelegd die van toepassing zijn op de relatie tussen arts en patiënt.
De Wkkgz is op 1 januari 2016 in werking getreden. Naast belangrijke kwaliteitsbepalingen bevat deze wet diverse bepalingen waardoor het klachtrecht op een andere wijze vorm krijgt.
Er loopt een coassistent stage in mijn huisartsenpraktijk. Hebben mijn patiënten het recht om zijn aanwezigheid in de spreekkamer te weigeren?
Patiënten hebben het recht om de aanwezigheid van een coassistent bij hun behandeling te weigeren. Als de patiënt vraagt of de coassistent de spreekkamer wil verlaten, moet deze aan dat verzoek voldoen.
In de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) is bepaald dat de hulpverlener verrichtingen in het kader van de behandelingsovereenkomst uitvoert buiten de waarneming
van anderen1 . In principe mogen er dus geen anderen bij de behandeling van een patiënt aanwezig zijn, behalve als de patiënt daar expliciet mee instemt. Dit geldt ook voor de aanwezigheid van coassistenten.
Meestal hangt er een poster in de wachtkamer met de aankondiging dat er een coassistent meeloopt met de arts. En dat de patiënt zo nodig bezwaar kan maken tegen de aanwezigheid van die coassistent. Hangt deze poster er niet, dan moet je als arts aan de patiënt vragen of het goed is dat de coassistent bij de behandeling aanwezig is. Vindt de patiënt dat niet goed, dan moet je de coassistent vragen om de spreekkamer te verlaten.
1 Artikel 7:459 lid 1 BW.
Als kinderarts behandel ik twee jongens van 9 en 14 jaar uit hetzelfde gezin. De ouders zijn gescheiden. De moeder heeft alleen het gezag over haar zoons. De vader woont aan de andere kant van het land. Hij ziet zijn zoons maar sporadisch. Ik heb de vader nog nooit gezien of gesproken. Nu heeft hij mij in een mail om informatie gevraagd over hoe de behandeling van zijn zoons verloopt. Hoe ga ik om met dit verzoek?
De vader heeft als niet-gezagdragende ouder wettelijk het recht op informatie over belangrijke ontwikkelingen bij zijn kinderen en over hun opvoeding en verzorging. Als arts verstrek je hem in beginsel alleen globale, feitelijke en belangrijke informatie over de behandeling van zijn kinderen. Dit hoeft niet als:
je de gevraagde informatie ook niet aan de moeder zou verstrekken; of
Voor de zoon van 14 geldt, dat je hem moet vragen of hij ermee instemt dat je informatie verstrekt aan zijn vader. Aan de zoon van 9 jaar hoef je dat niet te vragen. Ook hoef je niet aan de moeder te vragen om in te stemmen met het verstrekken van informatie over haar kinderen. Om zo transparant mogelijk te zijn, kun je de moeder hierover wel informeren, maar dit is niet verplicht.
Hoofdregel
De niet-gezagdragende ouder is geen wettelijke vertegenwoordiger van het kind (meer). Dit betekent dat hij geen beslissingsrecht (meer) heeft over behandelingen van het kind. Ook heeft hij er geen recht meer op om het dossier van het kind in te zien. Op grond van het familierecht heeft de niet-gezagdragende ouder wel recht op informatie over ‘belangrijke feiten en omstandigheden die de persoon van het kind of diens opvoeding en verzorging betreffen'1. Daarmee kan hij zich onafhankelijk van de gezagdragende ouder een beeld vormen van de opvoeding en verzorging van zijn kind.
De arts is wettelijk verplicht om de niet-gezagdragende ouder globale, feitelijke en belangrijke informatie te verstrekken over de behandeling van diens kinderen, als deze ouder daarom vraagt.
Uitzondering
De arts hoeft deze informatie niet te verstrekken aan de niet-gezagdragende ouder:
als hij de informatie ook niet aan de gezagdragende ouder heeft gegeven of zou geven; of
als het verstrekken van de informatie niet in het belang van het kind is.
Posities gezagdragende ouder en kind
De gezagdragende ouder heeft niet het recht om te beslissen of de arts de informatie over het kind aan de niet-gezagdragende ouder verstrekt. Om zo transparant mogelijk te zijn, kan de arts de gezagdragende ouder hierover uit zorgvuldigheidsoverwegingen wel informeren, maar dit is niet verplicht.
Een kind van 14 jaar mag in beginsel zelf beslissen of hij wil dat de arts informatie over hem verstrekt aan de niet-gezagdragende ouder. De arts moet een 14-jarig kind hiervoor dus toestemming vragen. Weigert het kind, dan weegt de arts af of het belang van het kind zich ook daadwerkelijk tegen het verstrekken van de informatie verzet. Als dat zo is, kan de arts besluiten om de niet-gezagdragende ouder geen informatie te geven. Het belang van het kind kan bijvoorbeeld zijn dat de vertrouwensrelatie met de arts dan ernstig onder spanning zou komen te staan. Of dat de ontwikkeling van het kind in gevaar komt.
De enkele weigering van het kind is dus niet per definitie reden om geen enkele informatie aan de ouder te verstrekken. In het gesprek met het kind kan de arts proberen afspraken te maken over welke globale informatie hij wel aan de niet-gezagdragende ouder kan verstrekken en welke niet.
1 Artikel 1:377c BW.
Ik ben specialist ouderengeneeskunde en werk op de psychogeriatrische afdeling van een verpleeghuis. Daar verblijft een zwaar dementerende man. De zoon van deze patiënt is het niet eens met de zorg en vraagt om een afschrift van het medisch dossier van zijn vader. De eerste contactpersoon is echter de echtgenote van de patiënt. Mag ik een afschrift van het dossier aan de zoon verstrekken?
Je mag geen afschrift van het dossier van je patiënt aan de zoon verstrekken, als deze zoon niet als (wettelijk) vertegenwoordiger optreedt. Alleen de (wettelijk) vertegenwoordiger heeft recht op relevante informatie uit het dossier. Daarbij gaat het om de informatie die nodig is om de taak van vertegenwoordiger goed te kunnen verrichten. In dit geval is de echtgenote de eerst aangewezen persoon om als vertegenwoordiger van de patiënt op te treden. De zoon zal daarom contact met haar moeten opnemen om de gewenste informatie te krijgen.
Als een meerderjarig persoon niet in staat is om een redelijke afweging van zijn belangen ter zake te maken, wordt hij beschouwd als wilsonbekwaam. In dat geval kan een ander namens hem optreden als vertegenwoordiger.
Vertegenwoordiger
Een vertegenwoordiger is een persoon die beslissingen neemt namens een wilsonbekwame patiënt. Deze persoon moet in het belang van de patiënt handelen en de patiënt zo veel mogelijk bij zijn taakvervulling betrekken1. In de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) is aangegeven wie als vertegenwoordiger kunnen optreden2. Dit kunnen (in de volgende rangorde) de volgende personen zijn:
de curator of mentor van de patiënt (door de rechter benoemd);
een persoon die schriftelijk door de patiënt is gemachtigd;
de echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel van de patiënt;
een ouder, kind, broer, zus, grootouder of kleinkind van de patiënt.
Als er geen curator of mentor is, worden de belangen van de betrokkene behartigd door de schriftelijk gemachtigde. Dit is de persoon die de wilsonbekwame patiënt, toen deze nog wilsbekwaam was, gemachtigd heeft om als vertegenwoordiger op te treden. Ontbreekt een schriftelijk gemachtigde, dan treedt de echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel namens de patiënt op.
Is er geen echtgenoot, geregistreerd partner of andere levensgezel? Of wil deze niet optreden als vertegenwoordiger? Dan kan een ouder, kind, broer, zus, grootouder of kleinkind als vertegenwoordiger optreden. Onderling moeten zij uitmaken wie die taak op zich neemt. Komen zij er onderling niet uit, dan mag de arts uit hun midden een vertegenwoordiger aanwijzen.
Informatieverstrekking aan de vertegenwoordiger
Om de taak als vertegenwoordiger goed te kunnen uitvoeren, heeft de vertegenwoordiger recht op inzage in, en een afschrift van het medisch dossier van de patiënt. Dit recht beperkt zich tot de informatie die de vertegenwoordiger nodig heeft voor een goede vervulling van zijn taak.
De arts kan ervan afzien informatie aan de vertegenwoordiger te verstrekken, als dit in strijd is met goed hulpverlenerschap. Hiervan is alleen sprake in uitzonderingsgevallen, bijvoorbeeld als de patiënt uitdrukkelijk bezwaar heeft gemaakt tegen het verstrekken van bepaalde informatie aan de vertegenwoordiger en als de arts meent dat hij die wens kan en moet respecteren.
1 Artikel 7:465 lid 5 BW.
2 Artikel 7:465 lid 3 BW.
Een vrouw meldt zich in partu op de SEH. De foetus blijkt in nood en een spoedsectio is geïndiceerd. De vrouw weigert echter om hier toestemming voor te geven. Zij staat erop om de bevalling vaginaal te doen. Dat zal vrijwel zeker leiden tot de dood van het ongeboren kind of anders ernstige schade. Mag ik als arts in deze situatie, tegen de wil van de vrouw, een sectio uitvoeren?
Je hebt in deze situatie in de eerste plaats de taak om met de patiënt in gesprek te gaan. Belangrijk is om haar zo goed mogelijk te informeren en haar erop te wijzen dat een sectio in het belang is van haarzelf én van haar kind. Je mag echter niet zonder toestemming van de patiënt een gedwongen sectio uitvoeren.
Het recht op zelfbeschikking
Een patiënt heeft het recht om een (noodzakelijke) behandeling te weigeren. Als de vrouw wilsbekwaam is, dan is volgens de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) haar toestemming nodig voor een behandeling.1 Het recht op zelfbeschikking en het recht op lichamelijke integriteit van de vrouw laten een dwangbehandeling niet toe. Dat geldt ook als een belang van een ander – zoals een ongeboren kind – in het spel is.
In geval van wilsonbekwaamheid
Spoedsectio onder dwang kan in uiterste instantie overwogen worden wanneer de vrouw wilsonbekwaam is. Een gedwongen ingreep mag alleen als de sectio erop gericht is om ‘ernstig nadeel’ voor de vrouw zelf te voorkomen. Bijvoorbeeld als de vrouw ernstig leed zou ondervinden van een negatieve afloop van de zwangerschap (verlies van het kind) en/of als haar eigen leven in gevaar is. Gelet op de ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit die een arts bij een sectio moet plegen, is grote terughoudendheid hierbij op zijn plaats.
Verplichte zorg
Bij mensen met een psychische stoornis is verplichte zorg, zoals bedoeld in de Wet verplichte ggz (Wvggz), soms mogelijk.2 Dit geldt bijvoorbeeld voor een behandeling van een somatische aandoening die verband houdt met de psychische stoornis.3 Verplichte zorg mag alleen als ultimum remedium verleend worden, als het ernstig nadeel voor de betrokkene zelf of een ander niet op een andere, minder ingrijpende, manier afgewend kan worden. De behandeling van een aandoening of conditie die geen verband houdt met een psychische stoornis, zoals een zwangerschap, valt niet onder verplichte zorg. Daarop is de WGBO van toepassing.
1 Artikel 7:450 lid 1 BW.
2 Bij mensen met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap kan onvrijwillige zorg, zoals bedoeld in de Wet zorg en dwang (Wzd), mogelijk zijn.
3 Artikel 3:2 Wvggz.
Ik heb de afgelopen nacht een patiënt behandeld die op de huisartsenpost kwam. Hij had tijdens een caféruzie verwondingen aan zijn hoofd opgelopen. De politie onderzoekt de zaak en heeft contact met mij opgenomen. Zij hebben behoefte aan medische informatie over de toestand van het slachtoffer na de vechtpartij. Mag ik deze informatie aan de politie verstrekken?
Je mag aan de politie alleen feitelijke medische gegevens verstrekken over letsel dat een patiënt heeft opgelopen. Hiervoor vul je het Aanvraagformulier Medische Informatie in. De patiënt of diens vertegenwoordiger moet hier toestemming voor geven door het formulier te ondertekenen. Is de patiënt hiertoe niet in staat en is er geen vertegenwoordiger bereikbaar? Dan kun je besluiten om het formulier in te vullen op basis van veronderstelde toestemming.
De politie kan behoefte hebben aan informatie over letsel dat een persoon heeft opgelopen. Die persoon kan bijvoorbeeld een slachtoffer zijn van een verkeersongeluk of mishandeling, maar ook een verdachte van een misdrijf. Met deze informatie hoopt de politie bijvoorbeeld vast te stellen welk strafbaar feit is gepleegd of welk letsel hierdoor is opgelopen.
Om informatie over het letsel te verkrijgen, kan de politie een onafhankelijk (forensisch) arts inschakelen. Maar het is niet altijd mogelijk om het letsel achteraf nog vast te stellen. In die gevallen kan de politie de behandelend arts vragen om hierover informatie te verstrekken. Daarmee bedoelen we de arts die in eerste instantie hulp heeft verleend.
Formulier
In samenwerking met het ministerie van Justitie heeft de KNMG een formulier ontwikkeld om medische informatie op te vragen en te verstrekken: het Aanvraagformulier Medische Informatie (ook wel ‘poppetjesformulier’ genoemd). De KNMG adviseert artsen om dit formulier te gebruiken. Hierop worden namelijk geen vragen van oordelende aard gesteld, maar alleen feitelijke vragen. Binnen sommige politieregio’s circuleren vergelijkbare formulieren, maar deze kunnen wel vragen van oordelende aard bevatten. Het is raadzaam om hierop alert te zijn en oordelende vragen niet te beantwoorden.
De politie verstrekt het formulier aan de persoon die het letsel heeft opgelopen of rechtstreeks aan de arts. Op het formulier mag de arts alleen objectief waarneembare letsels vermelden, zonder conclusies te trekken. Heeft de politie meer informatie nodig, dan moet deze een onafhankelijke arts inschakelen met expertise op dat gebied.
Toestemming
De persoon die het letsel opliep, of diens vertegenwoordiger, moet de arts toestemming geven om de gegevens aan de politie te verstrekken. Dat doet hij door het formulier te ondertekenen. Gaat het om een minderjarige patiënt, dan ondertekenen (ook) de ouder(s) of voogd .
Is de patiënt niet in staat om toestemming te geven, bijvoorbeeld omdat hij bewusteloos is? Of is de patiënt ter zake wilsonbekwaam, bijvoorbeeld omdat hij verward is door het ongeval? Dan kan de politie dit op het formulier aangeven en een vertegenwoordiger vragen om te ondertekenen. Als die niet aanwezig of bereikbaar is, kan de arts besluiten om de informatie alsnog te verstrekken op grond van veronderstelde toestemming.
De arts is niet verplicht om informatie aan de politie te verstrekken, ook al heeft hij daar gerichte toestemming voor. Dit beslist hij altijd zelf.
Een patiënt komt met haar 8-jarige pleegkind bij mij als huisarts op het spreekuur. Het kind is met de fiets gevallen en heeft vermoedelijk een gebroken pols. Mag de pleegmoeder toestemming geven voor de behandeling van het pleegkind?
Een pleegouder heeft formeel niet de bevoegdheid om te beslissen over een medische behandeling van het pleegkind. De gezagdragende ouder(s) of de door de rechter benoemde voogd heeft het wettelijke recht om hierover te beslissen. Als een pleegouder door de rechter benoemd is tot pleegoudervoogd, kan hij wel toestemming geven voor de medische behandeling van het kind.
In de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) is bepaald dat de patiënt toestemming moet geven voordat een geneeskundige behandeling mag worden gestart.1 Ook staat in de WGBO wie toestemming moet geven voor de geneeskundige behandeling van minderjarigen. Voor kinderen tot 12 jaar is dat degene die het gezag over dat kind heeft.2
Soms verblijft een kind in een pleeggezin. Meestal is het de bedoeling dat pleegkinderen na verloop van tijd teruggaan naar hun (biologische) ouders. Omdat gedurende deze periode het gezag over het pleegkind doorgaans bij de (biologische)ouders blijft, kan de pleegouder geen toestemming geven voor een geneeskundige behandeling.
De rechter kan de pleegouders echter tot pleegoudervoogd hebben benoemd. In dat geval verkrijgen ze gezag over het kind en kunnen ze wel rechtsgeldig toestemming geven voor diens geneeskundige behandeling. Is niet duidelijk wie het gezag over een kind heeft, dan kan dit opgevraagd worden bij het Gezagsregister.
Handelwijze
Als de pleegouders geen gezag over het pleegkind hebben, moeten wettelijk vertegenwoordigers (ouders met gezag dan wel voogd) betrokken worden bij de geneeskundige behandeling van het kind. Dit komt erop neer dat zij informatie van de arts ontvangen en op basis daarvan toestemming voor de behandeling kunnen geven.
Als de pleegouders wel met het gezag zijn belast, is het niet nodig om de biologische ouders actief te betrekken. De arts moet op hun verzoek wel gegevens aan hen verstrekken. Hij kan niet-gezagdragende (biologische) ouders desgevraagd algemene, feitelijke informatie geven over bijvoorbeeld de aard van de ingreep.3
Zonder rechtsgeldige toestemming toch behandelen
Er zijn situaties denkbaar waarbij het niet mogelijk is om op de ‘officiële’ toestemming van de gezagdragende ouders te wachten of waarbij het duidelijk is dat de gezagdrager de toestemming zeker zal geven. In die gevallen kan de geneeskundige behandeling vast worden gestart. Twee situaties worden onderscheiden:
Spoedeisende situaties
In spoedeisende situaties is toestemming vragen aan de gezagdragende ouder(s) niet vereist. Het gaat dan om situaties waarin de toestemming van de ouder(s) niet kan worden afgewacht, omdat direct medisch ingrijpen nodig is om ernstig nadeel voor het kind te voorkomen.4 De arts informeert de gezagdragende ouder(s) in deze gevallen achteraf zo spoedig mogelijk.
Niet ingrijpende verrichtingen
Bij niet ingrijpende verrichtingen kan de arts het kind soms ook zonder toestemming van de gezagdragende ouders behandelen. Dit kan als hun toestemming kan worden verondersteld. Of een verrichting al dan niet ingrijpend is, zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden. Daarbij zal de arts telkens vanuit het perspectief van de individuele patiënt moeten redeneren. Bij die beoordeling moet hij rekening houden met de zwaarte van de ingreep, maar ook met het doel en de mogelijke gevolgen ervan. Voor het hechten van een kleine wond zal over het algemeen de toestemming verondersteld kunnen worden.
1 Artikel 7:450 lid 1 BW.
2 Artikel 7:450 lid 2 BW.
3 Artikel 1:377c BW.
4 Artikel 7:466 lid 1 BW.
Als huisarts heb ik een patiënt met ernstig depressieve klachten verwezen naar een eerstelijnspsycholoog. Op de machtigingsaanvraag voor de zorgverzekeraar heb ik vermeld dat behandeling door een psycholoog noodzakelijk is. Nu vraagt de zorgverzekeraar aanvullend om meer informatie. Heb ik toestemming van de patiënt nodig om deze informatie aan de zorgverzekeraar te verstrekken?
Als je namens een patiënt een aanvraag indient bij de zorgverzekeraar voor een machtiging tot het verlenen van zorg, dan mag je alleen gezondheidsgegevens verstrekken als de patiënt daarvoor uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven.
Als een arts namens de patiënt een aanvraag indient bij de zorgverzekeraar voor een machtiging (toestemming voor het verlenen van zorg ten laste van ziektekostenverzekering), mag hij alleen met uitdrukkelijke toestemming van de verzekerde medische informatie meesturen.1 De zorgverzekeraar mag die gegevens dan gebruiken voor het beoordelen van de aanvraag. Als de zorgverzekeraar weet of kan vermoeden dat de arts daarvoor geen uitdrukkelijke toestemming van de patiënt heeft gekregen, dan mag de zorgverzekeraar deze gegevens niet verwerken voor de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst.
Als de medisch adviseur van de zorgverzekeraar vragen heeft over de informatie die je hebt verstrekt, kan hij je vragen om een toelichting. Daarvoor hoef je niet opnieuw toestemming te vragen aan de patiënt, behalve als onvoldoende aannemelijk is dat de eerder gegeven toestemming ook geldt voor het verstrekken van deze aanvullende informatie.
Als een arts de machtiging heeft aangevraagd, informeert de zorgverzekeraar die arts en/of de patiënt over de uitkomst van de aanvraag en stuurt hem de machtiging of afwijzing toe.
Heeft de patiënt zelf de aanvraag ingediend? Dan mag de medisch adviseur van de zorgverzekeraar alleen medische informatie bij zijn arts opvragen als de patiënt daar uitdrukkelijk toestemming voor heeft gegeven.
Zorgverzekeraars mogen aan een verzekerde met een privacyverklaring GGZ géén tot de diagnose herleidbare gegevens vragen ten behoeve van een machtiging.
Het is raadzaam om bij een verwijzing waarvoor een machtiging van de zorgverzekeraar nodig is, de toestemming van de patiënt te vragen voor de noodzakelijke gegevensverstrekking aan de zorgverzekeraar. Alleen gegevens die noodzakelijk zijn in het kader van de betreffende machtigingsaanvraag mogen worden verstrekt. Mocht de patiënt die toestemming niet verlenen, dan mag de arts de informatie niet verstrekken en moet de patiënt de verzekeringsrechtelijke consequenties (geen recht op vergoeding) dragen.
KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens (paragraaf 7.6.2)
Zorgverzekeraars Nederland, Gedragscode verwerking persoonsgegevens zorgverzekeraars
(paragraaf 3 sub e: Aanvragen machtiging)
Autoriteit Persoonsgegevens, Beleidsregels machtigingsvereiste (17 december 2016)
1 Zie paragraaf 3e. Aanvragen machtiging uit de Gedragscode verwerking persoonsgegevens zorgverzekeraars.
Een van mijn patiënten wil een verwijzing voor een second opinion. Ze is het er niet mee eens dat de neuroloog haar niet wil behandelen, nadat uit de scans geen bijzonderheden zijn gebleken. Nu wil zij een consult bij een andere neuroloog. Moet ik als huisarts zo’n verwijsbrief schrijven?
Als je patiënt om een verwijzing vraagt voor een second opinion, dan moet je daaraan meewerken. Je kunt dit alleen weigeren als je daar zwaarwegende redenen voor hebt.
Als een patiënt twijfelt over een diagnose of behandeling, dan heeft hij het recht om een second opinion te vragen. Er is sprake van een second opinion als een patiënt aan een tweede, onafhankelijke arts vraagt om een diagnose of voorgestelde behandeling van een andere arts te beoordelen. Deze tweede arts moet werkzaam zijn binnen hetzelfde medisch specialisme of vakgebied als de eerste geconsulteerde arts1.
KNMG-Gedragscode voor artsen
Als arts moet je een verwijzingsverzoek voor een second opinion in beginsel honoreren. Dit vloeit voort uit kernregel 3 van de KNMG-Gedragscode voor artsen. In die regel is vastgelegd dat je de autonomie van de patiënt respecteert, haar of hem uitnodigt tot gezamenlijke besluitvorming en haar of hem in staat stelt een geïnformeerde beslissing te nemen. Het honoreren van een verwijzingsverzoek hoort bij het respecteren van de autonomie van de patiënt. Het kan zijn dat je een zwaarwegend bezwaar hebt tegen een verwijzingsverzoek voor een second opinion, bijvoorbeeld omdat de zorgverlener waarvoor een verwijzing wordt verzocht ter zake niet deskundig is en de verwijzing daarom niet bijdraagt aan goede zorg. Of als de patiënt al meerdere malen voor dezelfde problematiek om een second opinion heeft gevraagd. Het is niet de bedoeling dat patiënten het oordeel van hun behandelend arts eindeloos bij verschillende artsen laten toetsen. Dat leidt vaak tot verwarring, draagt niet bij aan de kwaliteit van de zorg en doet een nodeloos beroep op de zorg. Op grond van de KNMG-Gedragscode is de arts ook verantwoordelijk voor het verlenen van goede zorg en het toegankelijk houden van de zorg (kernregel 7, respectievelijk 2). Kortom als arts moet je een verwijzingsverzoek voor een second opinion honoreren, tenzij je daar zwaarwegende bezwaren tegen hebt.
Rol behandelend arts
Een patiënt kan door zijn/haar behandelaar - zoals medisch specialist of huisarts - worden verwezen naar een andere arts voor second opinion. Als een patiënt wordt behandeld door een specialist, is het aannemelijk dat die specialist ook de verwijzing voor second opinion uitschrijft. Een behandelend specialist kan dus rechtstreeks, zonder tussenkomst van de huisarts, verwijzen naar een andere specialist. Wel is het dan wenselijk dat de specialist de huisarts informeert over de inhoud van de second opinion. Nadat een patiënt een second opinion heeft gekregen, gaat hij terug naar de eerste arts voor verdere behandeling.
Vergoeding zorgverzekering
De meeste zorgverzekeraars vergoeden een second opinion alleen als de patiënt een verwijzing heeft. Als de patiënt zelf een second opinion regelt, kan het zijn dat de zorgverzekeraar niet alle kosten vergoedt. Soms is voor een second opinion toestemming van de verzekeraar nodig. Het is aan te raden om je patiënt hierop te attenderen en hem te adviseren om navraag te doen bij zijn zorgverzekeraar.
1 Zorginstituut Nederland. Second opinion in de Zorgverzekeringswet. 6 januari 2015.