Dossier / bijgewerkt: 12 juli 2023
Deze pagina geeft een overzicht van welke beroepen in de Wet BIG zijn geregeld en welke daarvan onder welke voorwaarden bevoegd zijn om (zelfstandig) voorbehouden handelingen te verrichten. Informatie over het tuchtrecht vind je in het dossier Tuchtrecht.
De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) geldt sinds 1997 en reguleert de beroepsuitoefening in de individuele gezondheidszorg. Anders dan zijn voorganger, de Wet op Uitoefening van de Geneeskunst (WUG), laat de Wet BIG de geneeskunst in beginsel vrij aan iedereen, met uitzondering van een aantal (voorbehouden) handelingen die alleen zelfstandig mogen worden geïndiceerd en verricht door daartoe bevoegden. Het doel van de Wet BIG is het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de in- dividuele gezondheidszorg en het beschermen van patiënten tegen ondeskundig of onzorgvuldig handelen van beroepsbeoefenaren. Dit gebeurt via verschillende regelingen, waaronder de regelingen van registratie in het BIG-register, titelbescherming, het publiekrechtelijk tuchtrecht en de al genoemde voorbehouden handelingenregeling.
Niet voor elke beroepsbeoefenaar gelden dezelfde regelingen. De Wet BIG maakt onderscheid tussen drie groepen beroepsbeoefenaren. Deze worden vaak aangeduid met het wetsartikel waarin het beroep in de Wet BIG is vastgelegd: de artikel-3-, artikel-34- en artikel-36a-beroepen. In dit overzicht wordt per beroeps- groep toegelicht welke regels voor die groep gelden. Ook kunt u lezen welke voorbehouden handelingen er zijn, welke beroepen die zelfstandig mogen uitvoeren en onder welke voorwaarden deze door anderen mo- gen worden verricht. In overzichtstabellen zijn de verschillende regelingen en bevoegdheden per beroeps- groep terug te vinden. Over het tuchtrecht als zodanig leest u meer in het dossier Tuchtrecht.
Goed omgaan met voorbehouden handelingen vraagt ook om heldere afspraken over de taken en verantwoordelijkheidsverdeling in de zorg. Daartoe heeft de KNMG de Handreiking verantwoordelijkheidsverdeling bij samenwerking in de zorg (PDF) ontwikkeld.
Meer informatie over hoe om te gaan met het geven of ontvangen van een opdracht tot het uitvoeren van voorbehouden handelingen, zoals die zijn geregeld in de Wet BIG: zie informatiebrochure en infographic van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn & Sport (oktober 2023).
Uitleg opdracht voorbehouden handelingen | Publicatie | Rijksoverheid.nl
Als huisarts ontvang ik dagelijks vele verzoeken om een herhaalrecept. Tot nu toe autoriseer ik alle recepten. In mijn praktijk werken ook een assistente, een verpleegkundig specialist, een gespecialiseerd verpleegkundige en een praktijkondersteuner. Wie zijn er, naast mij als arts, nog meer zelfstandig bevoegd om geneesmiddelen voor te schrijven?
Verpleegkundig specialisten mogen geneesmiddelen voorschrijven binnen hun deskundigheidsgebied en voor zover het om minder complexe, routinematige recepten gaat. Ook sommige gespecialiseerde verpleegkundigen mogen geneesmiddelen voorschrijven, maar alleen bepaalde geneesmiddelen. Het gaat om verpleegkundigen gespecialiseerd in diabetes mellitus, in oncologie, of in astma en COPD. Een doktersassistente en praktijkondersteuner mogen geen recepten voorschrijven.
Artsen, tandartsen en verloskundigen
Bepaalde geneesmiddelen zijn uitsluitend op recept verkrijgbaar: de zogenoemde UR-geneesmiddelen. In de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) is bepaald welke beroepsbeoefenaren bevoegd zijn om recepten voor UR-geneesmiddelen voor te schrijven. Van oudsher zijn dat drie beroepen: artsen, tandartsen en verloskundigen. Zij mogen UR-geneesmiddelen voorschrijven binnen hun eigen deskundigheidsgebied en voor zover zij daartoe bekwaam zijn.
Physician assistants en verpleegkundig specialisten
Ook physician assistants en verpleegkundig specialisten mogen UR-geneesmiddelen voorschrijven binnen hun eigen deskundigheidsgebied. Dit mogen zij alleen doen voor zover het om minder complexe, routinematige recepten gaat, waarvan de risico’s te overzien zijn. Daarbij moeten zij handelen volgens landelijk geldende richtlijnen, standaarden en protocollen.
Welke UR-geneesmiddelen physician assistants en verpleegkundig specialisten mogen voorschrijven, is afhankelijk van de lokale situatie. Hierover moeten afspraken worden gemaakt (zie hiervoor de Handreiking implementatie taakherschikking).
Gespecialiseerde verpleegkundigen
Ook sommige gespecialiseerde verpleegkundigen mogen geneesmiddelen voorschrijven. Die bevoegdheid is toegekend aan:
verpleegkundigen gespecialiseerd in diabetes mellitus;
verpleegkundigen gespecialiseerd in oncologie;
verpleegkundigen gespecialiseerd in astma en COPD1.
Deze bevoegdheid geldt alleen voor verpleegkundigen die ingeschreven staan in het BIG-register en een aanvullende opleiding hebben afgerond met een aparte module farmacotherapie. Zij mogen hun voorschrijfbevoegdheid vermelden in het BIG-register.
Aan de voorschrijfbevoegdheid van deze verpleegkundigen zijn wel enkele voorwaarden verbonden. Zo mogen ze pas geneesmiddelen voorschrijven nadat een arts een diagnose (diabetes, kanker, astma of COPD) heeft gesteld. Ook moeten zij de geldende richtlijnen, standaarden en protocollen volgen. Bovendien is het belangrijk dat in de praktijk afspraken zijn gemaakt over de samenwerking tussen artsen en verpleegkundigen. En tot slot betreft de voorschrijfbevoegdheid slechts een beperkt aantal geneesmiddelen:
diabetesverpleegkundigen: alleen bloedglucose regulerende geneesmiddelen;
verpleegkundigen op het gebied van astma en COPD: alleen inhalatiemedicatie;
oncologieverpleegkundigen: alleen antidiarrhoica, anti-emetica, benzodiazepinen, laxantia, middelen voor pijnbestrijding en secretieremmers.
Andere beroepsbeoefenaren
Andere beroepsbeoefenaren, zoals doktersassistentes en praktijkondersteuners, mogen geen recepten schrijven. Ook niet in opdracht van een arts. Wel mogen zij zogenaamd voorwerk verrichten. Dat houdt in dat zij het recept alvast schrijven, waarna de arts het controleert en autoriseert. Een dergelijke werkwijze wordt vaak gebruikt bij herhalingsrecepten. Een arts mag niet vooraf een blanco receptpapier ondertekenen waarop de doktersassistente het recept vervolgens invult.
KNMG-dossier Taakherschikking
Een patiënt van mij krijgt vanwege een tekort aan vitamine B12 iedere twee weken een injectie toegediend. De eerste paar keer heb ik (als huisarts) deze injectie bij de patiënt gezet, maar de patiënt geeft aan dat hij dit vanaf nu zelf wel kan doen. Ik vraag mij af of ik op het verzoek van de patiënt kan ingaan en wat het voor mij betekent als de patiënt hier fouten bij maakt. Ben ik als arts verantwoordelijk voor een injectie die een patiënt zelf in de thuissituatie zet?
Als uw patiënt zelf een injectie wil zetten in zijn thuissituatie, dan is het uw verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat dit op een verantwoorde manier kan gebeuren. Als u duidelijke instructies heeft gegeven maar de patiënt deze niet opvolgt, ligt de verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid voor eventuele fouten in beginsel niet bij u.
Voorbehouden handelingen
Het zetten van een injectie is een zogenoemde ‘voorbehouden handeling’. Volgens de Wet BIG mogen zorgverleners voorbehouden handelingen alleen verrichten als zij daartoe bevoegd zijn of als zij handelen in opdracht van een bevoegde beroepsbeoefenaar1. Bovendien moeten ze bekwaam zijn om de handeling uit te voeren2.
De Wet BIG is echter alleen van toepassing in situaties waarin beroepsmatig gehandeld wordt. De voorwaarden voor het verrichten van een voorbehouden handeling gelden daarom niet als een patiënt deze handeling zelf uitvoert. Of als hij dit laat doen door een van zijn naasten thuis. Dit geldt ook voor het zetten van injecties: het staat de patiënt en zijn naasten vrij om deze handeling zelf uit te voeren.
Verantwoordelijkheid van de arts
Dat neemt niet weg dat u als arts wel uw verantwoordelijkheden heeft. Sommige middelen lenen zich niet om in de thuissituatie te worden toegediend door personen die daarvoor niet bevoegd en bekwaam zijn. Bijvoorbeeld omdat de mogelijke risico’s te groot zijn. Deze middelen moet u dan zelf toedienen.
Besluit u dat een patiënt en/of zijn naaste een bepaalde injectie zelf in zijn thuissituatie kan zetten? Dan moet u zich ervan vergewissen dat dat op een verantwoorde manier kan gebeuren. Dit betekent dat u ervoor moet zorgen dat degene die de injecties gaat zetten daar de benodigde vaardigheden voor verwerft, zodat eventuele schade voorkomen kan worden.
Daarnaast moet u de patiënt en/of degene die de injectie gaat zetten, duidelijk uitleggen wat de potentiële risico’s en de voor- en nadelen zijn van het zelf zetten van de injectie. Ook moet u duidelijk maken wat de eventuele gevolgen zijn als de injectie niet adequaat wordt gezet. Verder doet u er goed aan om in het medisch dossier van de patiënt aan te tekenen wat u met hem heeft besproken en dat hij hiermee heeft ingestemd.
Als er toch iets fout gaat
Als u duidelijke instructies hebt gegeven, maar de patiënt volgt deze niet op en gaat er daardoor toch iets mis, dan ligt de verantwoordelijkheid of aansprakelijkheid in beginsel niet bij u.
1 Artikel 35 wet BIG.
2 Artikel 35a wet BIG.
Een coassistent vraagt of hij bij een patiënt een injectie mag toedienen. Dit is een voorbehouden handeling. Mag een coassistent voorbehouden handelingen verrichten, zoals injecteren?
Een coassistent mag niet zelfstandig een voorbehouden handeling indiceren of verrichten. Hij mag dit wel doen in opdracht van een arts. In dat geval moet voldaan zijn aan de eisen die de Wet op de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) daaraan stelt. Dit betekent onder meer dat de coassistent bekwaam moet zijn om de handeling te verrichten en dat er voldoende toezicht moet zijn.
Eisen Wet BIG
In de Wet BIG staan voorbehouden handelingen genoemd. Deze handelingen mogen alleen door zelfstandig bevoegde zorgverleners worden uitgevoerd. Niet zelfstandig bevoegde zorgverleners mogen deze handelingen alleen uitvoeren als:
ze daarvoor opdracht hebben gekregen van een zelfstandig bevoegde zorgverlener, zoals een arts; en
ze bekwaam zijn om de handeling uit te voeren; en
de opdrachtgever zo nodig aanwijzingen geeft voor de uitvoering van de handeling en daar ook toezicht op houdt.
Daarbij maakt het niet uit welke functie of welk beroep de niet zelfstandig bevoegde zorgverlener heeft.
Bekwaamheid
Ook coassistenten mogen dus voorbehouden handelingen verrichten, als er wordt voldaan aan de eisen die de wet BIG hieraan stelt. Bekwaamheid is een van de belangrijkste van deze eisen. Deze bekwaamheid mag in een opleidingssituatie niet te snel worden aangenomen. Dit betekent dat de arts in zo’n situatie de mate van bekwaamheid expliciet aan de orde laat komen. Hij kan niet zomaar aannemen dat de coassistent tijdens zijn opleiding in voldoende mate heeft geleerd om bepaalde voorbehouden handelingen te verrichten. Ook heeft de coassistent zelf een verantwoordelijkheid om aan te geven of hij zich voldoende bekwaam acht om de voorbehouden handeling te verrichten.
Aanwijzingen
Dat betekent niet dat coassistenten nooit voorbehouden handelingen mogen verrichten. Zij zullen dit toch moeten doen om de vereiste bekwaamheid te kunnen verwerven. Daarom mogen coassistenten de handelingen wel uitvoeren, als zij uitgebreid aanwijzingen en toezicht krijgen van een arts en de arts de mogelijkheid heeft om tussentijds in te grijpen. De coassistenten zullen hier ook zelf om moeten vragen. De aanwijzingen en het toezicht moeten ertoe leiden dat coassistenten zich voldoende bekwaam achten om de voorbehouden handelingen verantwoord te kunnen uitvoeren.